Een vuistregel is een algemene regel die je in de meeste gevallen kunt toepassen. Soms is een vuistregel letterlijk een regel over een vuist.
Over vuistregels voor het bepalen van de duur van borstvoeding geven schreef ik al dit:
”Alle zoogdieren hebben een gemiddelde zoogduur die past bij hun soort. In die zoogduur zijn wetmatigheden terug te vinden die opgaan voor grotere groepen soorten. Zo is bijvoorbeeld een vuistregel dat hoe groter het dier als volwassene is, hoe langer de zoogduur. Een andere is: hoe ”hoger” op de trap van ontwikkeling, hoe langer de zoogduur. Dat laatste heeft mogelijk te maken met de hersenontwikkeling die bij ”hoger ontwikkelde” zoogdieren langer duurt. De grotere soorten van de hoogst ontwikkelde zoogdieren, de primaten, zogen dus gemiddeld het langst. De mens is een vrij groot en zeer hoog ontwikkelde primaat. Onze zoogtijd duurt dus naar alle waarschijnlijkheid lang, eerder gerekend in jaren dan in maanden. Er kunnen allerlei rekenmodellen op worden losgelaten, maar hoe je het ook wendt of keert, de minimale duur komt ongeveer overeen met de WHO norm, namelijk ruim twee jaar. De biologische bovengrens ligt ergens tussen vijf en zeven jaar.” Maar in dit blog wil ik het hebben over ”De vuist-regel”, de regel van de vuist.
De verhoudingen van de onderdelen van het menselijk lichaam liggen min of meer vast. Uiteraard is er een brede range van variatie, maar in de basis zit er een bepaalde wetmatigheid in. De oude Romein Vitruvius en daarna Da Vinci werkten daarmee om tot volmaakte kunst te komen. Gemiddeld is het meetkundige middelpunt van het lichaam met gespreide armen en benen de navel (of, volgens Da Vinci in een iets andere houding, het kruis). Het hoofd beslaat een min of meer vast deel van het gehele lichaam (1/8 om precies te zijn, maar bij een klein kind is dat 1/4), de spanwijdte (de afstand van de top van de linker middelvinger tot de rechter tegenhanger bij horizontaal gestrekte armen) is gelijk aan de lichaamslengte. De lengte van de voet en de hand hebben ook een bepaalde verhouding tot de lichaamslengte, enzovoorts. Ook de verhoudingen in het gezicht hebben bepaalde wetmatigheden. Mensen die algemeen als mooi of knap worden gezien komen het dichtste bij die ideale verhoudingen.
Ook de inwendige organen hebben een bepaald formaat binnen de verhoudingen van het lichaam. Zo is de maag in rust ongeveer zo groot als de eigen vuist. Grote mensen hebben grote vuisten, kleine mensen hebben kleine vuisten. Hele kleine mensen hebben ienieminie vuisten.
Een normale, volwassen menselijke maag kan een paar liter inhoud binnenhouden, en met wat training nog wel meer. Maar dat wil niet zeggen dat die maximale vulling ook tot een goede werking leidt. Het voedsel in de maag moet worden gemengd en gekneed met de maagsappen om te kunnen worden voorverteerd voor verdere verwerking in de darmen. Stel je voor je gaat een lekkere salade maken voor je diner. Je pakt een slakom die zo groot is dat hij precies al je saladegroenten kan bevatten. Helemaal vol. Dan doe je er je kruiden, saus en smaakmakers bij en je gaat de boel eens lekker husselen. Maar, wacht, dat gaat niet zo best, de hele boel vliegt over de rand. Je krijgt het niet goed gemengd of alles vliegt eruit.
Een maag die vol is doet daar ook nog wat eigen ingredienten bij (maagzuur, enzymen, …) en gaat aan de gang met kneden en mengen. De bedoeling daarvan is dat de gehele maaginhoud wordt vermengd en vermalen tot het een brei is met stukjes van maximaal een milimeter groot. Een zeer volle maag heeft hier meer moeite mee dan een minder gevulde maag. Soms lukt het mengen niet goed en gaan er te grote brokken naar de darm; soms komt en deel van de maaginhoud weer omhoog in de vorm van zure oprispingen. Bij kinderen vaak in de vorm van spugen. Dit spugen noemt men tegenwoordig reflux en de vorm waarbij de maaginhoud slechts in de slokdarm terugkomt verborgen reflux. Medisch-technisch gesproken is het wel reflux, want dat betekent , vertaald uit het medische potjeslatijn, gewoon teruggeven, terugvloeien. Maar reflux wordt ook gebruikt als naam voor een ernstige ziekte. Refluxklachten bij baby’s zijn voornamelijk geen ziekte, maar symptomen van een niet goede maagfunctie.
Terug naar die ienieminie vuistjes van een baby. Zijn maag in rust is zo groot, of zo klein, als zijn eigen gebalde vuistje. Zijn maag werkt optimaal als de vulling niet meer is dan 3 keer die omvang in rust. Zie de titelafbeelding voor een voorbeeld hoeveel dat kan zijn voor een willekeurige baby.
In Voedingsfrequentie had ik het ook al over die vuistregel en daarbij een leuke oefening voor portiegroottes jou en je kind:
Neem een waterballonnetje en vul dat met water tot het net zo groot is als de gebalde vuist van je baby. Giet het water in een flesje en markeer de bovengrens van het water met een streepje (nagellak of markeerpen). Herhaal twee keer. Een normale maaltijd voor je kind is een hoeveelheid tussen het middelste en het bovenste streepje. Voor de meeste kinderen zal dat uitkomen ergens tussen 100 en 150ml. Een kindje met een voedingsbehoefte van 1000ml en een klein maagje heeft dus minimaal tien voedingen per etmaal nodig. Alleen de baby met een wat grotere maag en een lage voedingsbehoefte heeft aan vijf voedingen per etmaal voldoende. (En als je toch bezig bent: vul twee waterballonnetjes met water tot ze elk zo groot zijn als je eigen vuist. Leg ze op je bord. Dat is een mooie hoeveelheid voor een lunch. Denk een halve vuist voor een voorgerecht erbij en een halve voor een nagerecht en je hebt een mooie avondmaaltijd.)
Bedenk dat niet alle maaltijden op en dag volledige maaltijden zijn en bedenk dat het OK is als er eens een megamaaltijd tussendoor komt. Ga uit van ongeveer 3 hoofdmaaltijden van ongeveer 3 vuisten, een paar kleinere van 2 vuisten en een aantal snacks van 1 vuist. Als je kind gewoon aan de borst drinkt kun je dat helemaal aan hem overlaten. Als je voor en na weegt (om welke reden dan ook) dan tel je alles van een dag bij elkaar op en dan pas kijk je of het genoeg was. Als je melk meegeeft naar de opvang, ga dan uit van één-vuistmaaltijden en laat bijgeven als je kind aangeeft daar echt behoefte aan te hebben. Laat de fles geven op de manier die is omschreven in Therapeutisch flesvoeden.
[…] zijn in de ontwikkeling en in de lichaamsverhoudingen bepaalde wetmatigheden. Bijvoorbeeld de normale maat van je maag in rust is net zo groot als je eigen vuist, je hoofd is een achtste van je totale lichaamslengte, je spanwijdte (van vingertop tot vingertop […]
[…] Vuistregel had ik het er ook al over: hoe groot zouden de maaltijden van baby’s en peuters (en van […]
[…] werkbare maaginhoud tussen één en drie keer het volume van de baby zijn eigen vuist is (lees in Vuistregel hoe dat werkt(). Ga er ook vanuit dat je je kind voedt als je hem achterlaat bij de opvang en als […]
[…] met de groei van de maagcapaciteit van de pasgeborene. Daarna wordt het snel meer per keer. In Vuistregel en Aan de fles leg ik uit hoe je kunt bepalen wat de maag van het kind aankan in de volgende […]
[…] een volume van gemiddeld 2 van zijn eigen vuistjes en soms 3, een heel enkele keer 4 vuistjes. (zie Vuistregel en […]