Geplaatst op 2 Reacties

Ongepureerd voedsel bij eerste hapjes: voor- en nadelen

Wat en hoe een kind moet eten na de periode van uitsluitend melkvoeding is, en zal ook nog een poosje blijven, een onderwerp voor verhitte discussies.

Bron: Voor- en nadelen ongepureerd voedsel bij eerste hapjes – Foodlog Dit blog is gebaseerd op mijn antwoord op dit artikel en de commentaren erop. Lees ook: Eten voor je Kleintje

Eerste commentaar op: ”Op Facebook linkt Ingrid Nijwening-Bos naar de Kleintjesmethode, de vergrotende trap van Baby-led weaning.” Mijn commentaar: Kleintjes is geen overtreffende trap van Rapley, maar een net even andere insteek, waarbij ook aandacht is voor gezinnen met een allergie historie; Gill Rapley gaat vooral in op het hoe, Stefan Kleintjes ook op het wat.

Dan volgt een meer inhoudelijk commentaar op het hele artikel.

Ik wil opmerken dat waarschijnlijk niet is gekeken naar de hoeveelheid vitamines en mineralen die het kind daadwerkelijk opneemt in zijn systeem, alleen wat er in zijn maag terecht komt. Van gepureerd voedsel kan het lijken dat er meer wordt opgenomen, maar pureren is nog geen verteren. Verteren is het afbreken van voedsel tot zijn samenstellende delen. De darm van een kind van 6 maanden begint aan de overgang van het verteren van (moeder)melk naar ander voedsel. Daarbij maakt het niet uit of het gepureerd in de maag terecht komt of niet, maar of de darmen al in staat zijn de nutriënten ”op te lossen” tot opneembare delen.

Dan over dat vet. Ik dacht dat we daar inmiddels wel overheen waren, dat idee dat vet, en in het bijzonder verzadigd vet, slecht is. Jonge kinderen hebben vet heel erg hard nodig voor energie, darmfunctie en voor de groei en ontwikkeling van hersenen en zenuwstelsel. Moedermelk, het model voor voeding van het mensenkind zou ik denken, bevat allerlei soorten vetten, ook verzadigde, en cholesterol. Moedermelk bevat, een beetje afhankelijk van de testmethode (de 4% uit de gangbare tabellen is eerder een minimum dan een gemiddelde en gaat vooral over melk uit de volle borst, die relatief vetarm is, in tegenstelling tot melk uit de legere bost, die relatief vet is), tussen 4 en 10% of meer vet en iets van 7-9% lactose. Ook de anderhalf procent eiwit levert wat energie. Het percentage vet en suiker in moedermelk is dus vaak ongeveer gelijk, wat betekent dat het vetaandeel in de energie voorziening dubbel zo groot is. Je mag ervan uitgaan dat in de overgangsfase van vloeibaar naar vaste voeding die verhouding ook zo mag zijn.

Daarop volgde nog een commentaar van een lezer: ”Pureren is m.i. beter omdat kinderen in de overgang naar vast voedsel nog moeten wennen aan de verschillende smaken, kauwen en slikken. Ik raad ouders aan om een beetje eigen speeksel toe te voegen om voorvertering op gang te helpen. De opname verloopt dan beter.” en een antwoord op dat commentaar: ”[…] volgens mij ( gebaseerd op ervaringen in mijn indirecte omgeving) is het andersom. Pureren geeft alle smaken door elkaar met als gevolg dat alle smaken elkaar neutraliseren en het onherkenbaar is. Juist alles separaat aanbieden geeft de beste smaak ontwikkeling.”

Ook in dat commentaar staan wat, laten we zeggen, onnauwkeurigheden. Kinderen keren niet kauwen door semivloeibaar voedsel naar binnen te slobberen. Kinderen leren geen smaken door alles te pureren en mengen (dat merkt de tweede schrijver ook op), ze leren vlakke weinig verschillende smaken en structuren kennen, geen echt voedsel met verschillende smaken en structuren. Het advies om eigen speeksel toe te voegen is onzinnig en potentieel gevaarlijk. Een kind maakt zelf in het speeksel ook voldoende verteringsenzymen, vooral als het stevig moet werken met de tong en de kaken, kauwen dus in plaats van slobberen, en een externe boost is onnodig. Verder bevat het speeksel van de ouders ook de bacteriën die verantwoordelijk zijn voor tandbederf en die geven ze met dat speeksel dan ook fijn door aan de kleine. Dank je wel papa en mama voor de gaatjes in mijn doorkomende tandjes.

Na dat al dan niet pureren kwam ook het verstikkingsgevaar in het artikel ter sprake: ”In beide groepen zagen de onderzoekers dat “een zorgwekkend groot aantal ouders (69%) voeding aanbiedt die een verstikkingsrisico met zich meebrengt.” Het gaat bijvoorbeeld om rauwe groenten, rauwe appel en gedroogd fruit. Bij gepureerd voedsel ging het vooral om beschuit, stukjes vlees, crackers en maïskorrels.” Daar kan ook nog wel een kanttekening bij worden geplaatst. Ten eerste moet er onderscheid worden gemaakt tussen kokhalzen, cq verslikken en anderzijds (ver)stikken. Het zijn verschillende dingen en gebeurt met verschillende voedseldeeltjes.

Kokhalzen

Kokhalzen (en verslikken) is een natuurlijke beschermende reflex om te voorkomen dat verkeerde dingen de slokdarm in verdwijnen. Bij een zuigeling die nog enkel vloeibaar voedsel krijgt zit die reflex voor in de mond en houdt vrijwel alles behalve melk buiten. Dat is de reden dat kinderen die te jong worden gevoerd elk hapje met dezelfde snelheid de mond weer uitwerken als de voederaar het erin probeert te schuiven. In de overgangsperiode naar vast voedsel verschuift die reflex naar achteren en voorkomt dan dat te grote stukken worden doorgeslikt. Door te kokhalzen wordt dat stuk er dan weer uitgewerkt. Bij een beginnende eter is die reflex nog niet fijn afgesteld en soms nog niet ver genoeg naar achteren geplaatst, zodat er ook wordt gekokhalsd met kleinere dingen of dingen die nog niet helemaal in de keel zitten. Soms is de kokhalsreflex nog te sterk en komt ook de maaginhoud eruit. Dat is niet erg, het hoort bij het leerproces. Kinderen hebben daar meestal ook geen last van en eten vrolijk verder, tenzij de ouders er een heel drama van maken. Kokhalzen gaat dus vrijwel altijd om grote en vaak hardere stukken.

Verstikken

Verstikken is iets heel anders, dat gaat om de luchtpijp en niet om de slokdarm. Dit gaat vrijwel nooit om grote en/of hardere stukken, want die zijn al door de kokhalsreflex tegengehouden. Verstikken (in de volksmond vaak ook verslikken genoemd, vandaar de verwarring) gebeurt juist met kleine kruimeltje en druppeltjes. Met name dus met vloeibaar en semivloeibaar voedsel, dat niet wordt tegengehouden door de kokhalsreflex. Ga bij jezelf even na wat het was waardoor je de laatste keer bijna stikte: was het een stuk wortel, of was het een broodkruimel of een slokje drinken? Waarschijnlijk was het toen je tegelijkertijd inademde of lachte of schrok en iets in je mond had. Bij beginnende etertjes kan het ook dat zijn. Maar bij hen kan het doordat ze nog aan het leren zijn om effectief te kauwen ook gebeuren in kleinere, vaak hardere, meestal ronde of rondachtige dingen zoals besjes, druiven, maiskorrels, rozijnen, noten en pitten.

Pureren of niet pureren: dat is de vraag

Het aanbieden van gepureerd en geprakt eten en pap is dus niet de manier om het eten veiliger te maken. Grotere stukken (ongeveer het formaat van de eigen vuist van het kind) voorkomt dat het in het verkeerde keelgat schiet. Kleinere dingen die niet door de kokhalsreflex worden tegengehouden moeten een vorm krijgen waardoor ze niet in de luchtpijp vast kunnen komen te zitten. Meestal volstaat overlangs in vieren snijden of platdrukken. Als dat niet kan, en bij kleine harde dingen, moet dat soort eten voorlopig nog helemaal niet gegeven worden. Denk daarbij aan maiskorrels, noten en pitten. (zie hiervoor ook het Apendiploma)

Bonus

FINGER FOOD SIZE GUIDE AND A REALLY USEFUL BANANA HACK!
Handige gids voor het snijden en portioneren van voedsel voor de beginnende eter. Let op: de erwtjes en bessen kunnen potentieel gevaarlijk zijn, druk die plat of snijd ze overlangs in vieren.

 

Oorspronkelijk artikel

How different are baby-led weaning and conventional complementary feeding? A cross-sectional study of infants aged 6–8 months — Morison et al. 6 (5) — BMJ Open

Abstract Objectives To compare the food, nutrient and ‘family meal’ intakes of infants following baby-led weaning (BLW) with those of infants following a more traditional spoon-feeding (TSF) approach to complementary feeding.

Study design and participants Cross-sectional study of dietary intake and feeding behaviours in 51 age-matched and sex-matched infants (n=25 BLW, 26 TSF) 6–8 months of age

Methods Parents completed a questionnaire, and weighed diet records (WDRs) on 1–3 non-consecutive days, to investigate food and nutrient intakes, the extent to which infants were self-fed or parent-fed, and infant involvement in ‘family meals’.

Results BLW infants were more likely than TSF infants to have fed themselves all or most of their food when starting complementary feeding (67% vs 8%, p<0.001). Although there was no statistically significant difference in the large number of infants consuming foods thought to pose a choking risk during the WDR (78% vs 58%, p=0.172), the CI was wide, so we cannot rule out increased odds with BLW (OR, 95% CI: 2.57, 0.63 to 10.44). No difference was observed in energy intake, but BLW infants appeared to consume more total (48% vs 42% energy, p<0.001) and saturated (22% vs 18% energy, p<0.001) fat, and less iron (1.6 vs 3.6 mg, p<0.001), zinc (3.0 vs 3.7 mg, p=0.001) and vitamin B12 (0.2 vs 0.5 μg, p<0.001) than TSF infants. BLW infants were more likely to eat with their family at lunch and at the evening meal (both p≤0.020).

Conclusions Infants following BLW had similar energy intakes to those following TSF and were eating family meals more regularly, but appeared to have higher intakes of fat and saturated fat, and lower intakes of iron, zinc and vitamin B12. A high proportion of both groups were offered foods thought to pose a choking risk.

2 gedachten over “Ongepureerd voedsel bij eerste hapjes: voor- en nadelen

  1. […] Lactatiekunde: Eten voor je Kleintje Ongepureerd voedsel bij eerste hapjes: voor- en nadelen Husseprut met grutjes […]

  2. […] Er gaan soms stevige discussies over speciaal kindervoedsel in de vorm van prakje, papjes en puree versus gewoon herkenbaar voedsel voor kinderen. Daarover schreef ik hier. […]

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.