In dit tweede deel van de serie Fabeldieren is de vormveranderaar aan de beurt. De vormveranderaar die het meest wordt genoemd is de weerwolf. In de folklore en de fantasyverhalen zijn er verschillen tussen een weerwolf en een vormveranderaar.
De weerwolf krijgt trekken van een ander wezen, vaak gerelateerd aan de volle maan. De vormveranderaar kan in elke diersoort veranderen en de volle maan heeft er weinig mee van doen. En dan nog allerlei tussenvormen en varianten. Dat is het leuk van fabeldieren en fantasy schrijven, je kan er je eigen draai aan geven en precies dat creatuur creëren dat jij nodig hebt.
Titelfoto: Een weerwolf (Teen Wolf) met wat wolven trekken in het gezicht, de handen en nagels en de lichaamsbeharing, maar duidelijk nog als mensachtig herkenbaar, een weerwolf (The Wolfman) met nog enigszins herkenbare menselijke trekken en een volledige vormveranderaar (Twilight, Eclipse) zonder enige uiterlijke menselijke kenmerken.
Vormveranderaars en weerdieren (soms worden ze ook andere dieren dan wolven) Hebben als meest stabiele kenmerk dat hun veranderingen herhaaldelijk kunnen worden opgeroepen en weer terug gaan. Het is daarmee eerder een natuurkundig (fysisch) dan een scheikundig (chemisch) verschijnsel. Bij borstvoeding, meer bepaald bij moedermelk, kan er ook sprake zijn van vormverandering. Deze veranderingen zijn meestal niet omkeerbaar en in die zin zijn het scheikundige of chemische processen. Ik doel hiermee op de levende stoffen en de eiwitstructuren. Het maken van de melk is een scheikundig proces, want er worden meerdere stoffen bij elkaar gevoegd die samen een nieuwe stof maken. Deze stof, de moedermelk, kan niet meer terug veranderd worden in de oorspronkelijke samenstellende delen in precies hun oorspronkelijke staat. Moedermelk is bedoeld om via de kortste route vanuit de melkvormende cellen in de maag van de baby te belanden. Daar vinden weer allerlei chemische processen plaats die de oorspronkelijke stof, onder toevoeging van andere stoffen gaat veranderen, afbreken in kleinere, maar niet exact dezelfde onderdelen als waarmee het maken van de melk begon. Dit proces wordt voortgezet in de darmen. Daar worden de onderdelen gesorteerd en verwerkt. De voedingsstoffen worden in de bloedbaan opgenomen, de beschermende stoffen doen hun werk ter plaatse en het afval verlaat aan het eind van het traject het lichaam samen met een miljoen of zo bacteriën en andere organismen.
Als de melk niet rechtstreeks van de borst in de mond gaat, vinden er allerlei andere fysische en chemische processen plaats. De temperatuur daalt snel naar omgevingstemperatuur, maar dat is een fysisch proces, en kan dus omgedraaid worden. De houder waarin de melk wordt opgevangen is anders van structuur dan de mond, slokdarm en maag van de baby en melk reageert daar anders op. Sommige stoffen kunnen aan die wand vastkleven en moeten dan weer verwijderd worden. Dat verwijderen kan door verwarming of door beweging. Dan kan de structuur van de cellen veranderen, en die verandering is vaak chemisch (niet terug te veranderen). Alles wat er met gekolfde moedermelk gebeurt kan tot chemische veranderingen leiden, het een meer, het ander minder. Die veranderingen tasten allemaal op een of andere manier een of ander onderdeel van de melk aan en dat kan hun werking of werkzaamheid of functie veranderen of teniet doen. Dit soort veranderingen noemt men denaturatie.
Onlangs werd ik betrokken (liet ik mij met graagte betrekken) in een Facebook discussie onder internationale collegae over een artikeltje van Linda Smith, IBCLC (Don’t shake the breast milk) over de veranderingen in de eiwitstructuren bij het behandelen van afgekolfde melk. De aloude discussie over schudden of zwenken; ik schreef daar al eerder over. Mijn belangrijkste bezwaar tegen haar zeer strikte stellingname (naast het feit dat die niet zo wetenschappelijk sterk is als wordt beweerd, zie de link in mijn artikel Schudden, zwenken, roeren) is het feit dat dit van hun kind gescheiden moeders het idee kan geven dat dat hele afkolven de moeite niet waard is, omdat al die handelingen (kolven, bewaren, schudden, bevriezen, ontdooien, verwarmen, …) haar melk onherstelbaar veranderen, beschadigen. Zoals het idee met weerwolven-door-bijten is: eens gebeten altijd fout. Je zou het ook kunnen zien als een extra mogelijkheid, een teken van de robuustheid van moedermelk; zoals in sommige vormveranderaar verhalen wordt gesteld dat de wolf eigenschappen niet de menselijke eigenschappen stuk maken, maar er een extra dimensie aan geven. Er gaat wat verloren, maar ook bewerkte moedermelk is oneindig veel sterker dan de nagemaakte poedermelk. Een stel nepslagtanden en een wolvenbontcape maakt nog geen weerwolf. Een mooie pseudowetenschappelijke naam en bereidingswijze maakt nog geen geschikte zuigelingenvoeding.
Zolang moeders en kinderen nog gescheiden moeten zijn als moeder gaat werken, moeten we blij zijn dat moedermelk gekolfd kan worden, ook al gaat er dan wat verloren. Alles wat dat kolven en moedermelkvoeden eenvoudiger maakt heeft mijn instemming. Even op een rijtje welke handelingen de voorkeur hebben:
- Schudden om vet en eiwitten van de wand los te maken mag, mits rustig, niet alsof je een milkshake maakt, maar een paar keer op zijn kop en terug, zwenken mag ook natuurlijk
- Vers gekolfd gaat voor bewaard
- Kamertemperatuur (max 4-8 uur, afhankelijk van de omgevingstemperatuur) en niet opwarmen gaat voor koelen en verwarmen
- Koelen gaat voor vriezen; koelen in een goede koelkast kan zeker een week, waarschijnlijk langer in hygiënische condities
- Kort ingevroren bewaard gaat voor lang bevroren bewaard, maar ook na 6 maanden is de melk niet bedorven, wel loopt de kwaliteit dan achteruit
- Halfontdooide moedermelk kan gerust opnieuw worden ingevroren, het zal niet bedorven zijn, zolang er nog ijs in de vloeistof aanwezig is
[…] Weerwolf […]