Geplaatst op 1 reactie

Er is melk en melk. En dan is er melk

In een Facebook groep kreeg ik deze vraag: ”Zit er verschil tussen dag voeding en nacht voeding? Als in een of ander goedje zodat ze de nacht beter slapen bij nacht voeding. Of is borstvoeding gewoon borstvoeding?” en dit was mijn antwoord:

”Ja, er zitten minieme verschillen in moedermelk die in de nacht en die overdag wordt geproduceerd. Het is echter onwaarschijnlijk dat dagvoeding die in de nacht wordt gegeven voor slapeloosheid gaat zorgen en omgekeerd. Moedermelk is altijd anders, van de eerste slok colostrum via overgangs- en mature melk tot ”weaning milk” tegen het einde van de borstvoeding periode, maar ook tussen de eerste voeding in de ochtend, via de rest van de dag, de avond en de nacht tot het weer ochtend is, tussen het begin en het einde van een voeding, tussen jongen en meisje, tussen het ene kind en het andere van dezelfde moeder en ga zomaar door. Al die minieme verschillen kunnen belangrijk zijn wanneer een kind altijd alleen direct aan de borst drinkt. Op het moment dat melk wordt gekolfd en anders gegeven, of als de melk van een andere moeder komt of van heel lang geleden, veranderen er allerlei andere dingen en zijn die kleine verschillen bij direct aan de borst drinken van zeer ondergeschikt belang. Zolang het melk van een mensenmoeder is, is het aangepast aan een mensenkind, veel betere dan welke andere soort melk ook, hoe veel er ook aan geknutseld is. De verschillen tussen menselijke en niet-menselijke melk zijn oneindig veel groter dan de verschillen tussen menselijke melk onderling.”

Als we verder ingaan op de vraag ”Wat als een moeder niet genoeg melk heeft?” dan is de eerste vervanging melk van een andere mensenmoeder, want de melk van de moeders van eenzelfde zoogdiersoort lijkt altijd, ondanks alle kleine individuele verschillen, meer op elkaar dan de melk van verschillende diersoorten. Als er echt helemaal, absoluut geen mensenmelk voorhanden is, dan zou je als eerste optie willen grijpen naar melk van een diersoort die sterk aan ons verwant is, dus van een mensaap. Zij hebben een vergelijkbaar zorg- en zooggedrag, vergelijkbare melksamenstelling en een vergelijkbaar spijsverteringssysteem. Maar wie gaat er met de kolf naar Mama Gorilla of Mama Chimpansee?

 

Dus kiezen wij voor de melk van dieren die wat makkelijker te melken zijn. Kuddedieren zijn over het algemeen goed in doen wat ze wordt gezegd en ze hebben makkelijke uiers meestal. Ze maken vaak ook makkelijk een overproductie, zodat wij meer opbrengst voor de moeite krijgen. Maar kuddedieren zijn over het algemeen hoefdieren en de soorten die onze voorkeur hebben ook nog eens hoefdieren met gespleten hoeven en meestal meerdere magen. De melk die deze dieren geven lijkt maar in de verte op mensenmelk. Ja, er zitten dezelfde macronutriënten in (eiwitten, vetten en koolhydraten) maar in andere verhoudingen en vaak van andere makelij. En ze zitten vol met micronutriënten (vitaminen en mineralen) en met verteringsenzymen en met beschermende stoffen. Maar ook die zijn allemaal net even anders dan die in mensenmelk, anders van samenstelling, andere soorten en andere verhoudingen. Het is het allemaal net niet, of liever gezegd, het lijkt erop zoals een stuk zilverpapier op zilver lijkt.

Dus moeten we die melk gaan aanpassen tot het iets is dat geschikt is als primair voedsel voor onze kinderen. Er moeten dingen uit en andere dingen in. En wat dan waarmee moet en welke andere dingen je precies nodig hebt is allemaal nog niet zo 1-2-3 duidelijk. Veel van het bestaande onderzoek naar de samenstelling van menselijke melk is gedaan in de zoektocht naar wat er dan allemaal die vervangende melk moest. Een vorm van bedrijfsspionage zeg maar. Van een aantal dingen is het wel duidelijk wat er nodig is en kan dat ook worden nagemaakt of ergens anders vandaan gehaald worden.  Vooral met de macronutriënten lukt dat heel redelijk. Vitaminen en mineralen lukken over het algemeen ook wel, de resultaten daarvan zijn, zeg maar, acceptabel. Niet ideaal en zeker niet perfect, maar het kan ermee door. Maar als het gaat om de beschermende functie van moedermelk, dan falen alle pogingen tot namaak jammerlijk. Er is een heel klein deel (enkel stuks van de meerdere honderden) dat uit andere bronnen kan worden gehaald (en de fabrikanten snoeven zichzelf lam dat ze dat in hun product hebben kunnen krijgen), maar het overgrote deel valt niet te reproduceren (want het zijn bijvoorbeeld levende cellen) of ze zijn domweg te duur. Of ze kunnen niet op de juiste manier in hun product worden gestopt omdat ze interactief worden aangemaakt op basis van allerlei factoren, zoals beschreven in het eerste deel over die minieme verschillen.

Nu ja, je krijgt het beeld wel, denk ik. De meeste voorkeur heeft borstvoeding: moedermelk direct uit de borst, liefst van de eigen moeder, mogelijk bij een andere moeder. Als dat niet mogelijk is, dan de afgekolfde melk, weer liefst van de eigen moeder, maar als dat niet kan, van een andere mensenmoeder.

En pas als al die opties zijn nagegaan en niet mogelijk blijken, dan ga je op zoek naar de laatste mogelijkheid: aangepaste melk van een vriendelijk dier. Zie kunstmatige zuigelingenvoeding als een noodzakelijke interventie met bijwerkingen, net als medicijnen. Wees uiterst zorgvuldig bij het klaarmaken (zie Veilig klaarmaken en behandelen van kunstvoeding thuis) want door het grote gebrek aan beschermende kwaliteiten moet je extra oppassen voor besmetting en verontreiniging. Voed de baby ermee alsof het borstvoeding is (zie daarvoor Aan de fles) en knuffel extra vaak.

PS: Als je kunstvoeding geeft, kies dan *altijd* voor een nummer 1. Opvolg- en groeimelken dienen geen ander doel dan het vullen van de portemonnee van (de aandeelhouders van) de fabrikanten ervan. Zie ook Plaatsvervanging en opvolging.)

1 gedachte over “Er is melk en melk. En dan is er melk

  1. […] Over al die subtiele en minder subtiele verschillen schreef ik ondertussen Er is melk en er is melk. En dan is er melk. […]

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.