Constante kwaliteit was een reclameleus voor Uniekaas*. Die constante kwaliteit was het beste verkoopargument dat ze hadden. Maar is die constantheid van kwaliteit (samenstelling bedoelden ze waarschijnlijk eigenlijk) wel zo’n groot pluspunt?
Over de samenstelling van moedermelk heb ik eerder geschreven. Vandaag wil ik het hebben over de consistentie van die samenstelling. De samenstelling van moedermelk is op grote lijnen hetzelfde en van goede kwaliteit. Het is een unieke melk, volkomen anders dan die van welk ander zoogdier ook. Melk van andere mensachtigen, zoals de grote mensapen, kan er in samenstelling heel dichtbij komen, maar zowel op het vlak van nutriënten als van afweerstoffen zijn er toch grote verschillen. Mensenkinderen hebben meer specifieke hersen-ontwikkelings-nutriënten nodig, bijvoorbeeld. En apenbaby’s hebben antistoffen nodig tegen ziekten die in hun habitat tegen zullen komen. Bij mensenbaby’s is dat trouwens niet anders: kindjes van verschillende werelddelen en regio’s komen in aanraking met verschillende ziekmakers en hebben dus daaraan aangepast antistoffen nodig. En daar is al de eerste deuk in de stelling van constante kwaliteit: de kwaliteit is constant goed, maar nooit gelijk.
Een van de mooiste dingen van moedermelk is dat het juist niet constant hetzelfde is. Het is ook gelijk het probleem. Er valt namelijk nauwelijks aan te beginnen om het na te maken. Fabrikanten zijn daar al meer dan 100 jaar ijverig mee bezig. Het grootste deel van de kennis omtrent de samenstelling van moedermelk hebben we zelfs te danken aan die pogingen van fabrikanten om het na te maken. Ze hebben zeer degelijk aan bedrijfsspionage gedaan, zou je kunnen zeggen. Niet dat het veel heeft geholpen, want iets namaken dat per minuut verandert is ondoenlijk.
Melk bestaat uit macronutriënten (water, eiwitten, vetten en koolhydraten), micronutriënten (vitaminen, mineralen en sporenelementen) en afweerstoffen. Van de nutriënten zijn er een aantal die dubbelen als beschermende stoffen. Van de beschermende stoffen is een deel levende cellen, net als in bloed. De onderdelen van de voedende elementen en de meeste micronutriënten worden opgehaald uit de voorraden van de moeder, een enkele komt direct uit het voedsel, en via de bloedbaan naar de lactocyten (de melkvormende cellen) gebracht en daar wordt de melk samengesteld, voldoend aan de specifieke behoeften van het drinkende kind op dat moment.
De beschermende stoffen worden voor een deel ter plekke in de borst aangemaakt, in reactie op pathogenen (ziekmakers) waarmee het kind zijn moeder tijdens het drinken aan de borst besmet. Dit zijn heel specifieke antistoffen. Antistoffen die de moeder al heeft tegen allerlei besmettingen die zij in haar hele leven heeft doorgemaakt, komen ook in haar melk terecht, evenals allerlei andere beschermende stoffen en factoren. (Meer hierover in Besmettelijke ziekten en infecties.)
Nou, het namaken van moedermelk gaat bij die bescherming al gelijk de mist in. Sommige van de algemene beschermende factoren kunnen nog wel in een namaakmelk worden gestopt, maar velen zijn daarvoor gewoon te duur en te lastig. De specifieke antistoffen kun je al helemaal vergeten, uiteraard. De voedingskundige samenstelling is al net zo’n groot probleem. Om te beginnen is de basis samenstelling volledig anders dan die van de meest voor de hand liggende vervangende melken (meestal van hoefdieren met een samengesteld magensysteem, zoals koeien en geiten). De macronutriënten zijn wel gelijk, maar dan in een heel andere verhouding en vaak van andere soorten. Het ene eiwit of koolhydraat is het andere niet. De micronutriënten komen op punten overeen en op de meeste punten helemaal niet, zowel qua soort als verhouding. Kuddedieren hebben micronutriënten nodig die ervoor zorgen dat ze heel snel al kunnen staan en met de kudde mee rennen, mensenkinderen hebben vooral dingen nodig die hersenen laten groeien en ontwikkelen.
Dat is dan de algehele, overkoepelende kwaliteit. Maar waar die relatief constant is, zijn verschillen van vrouw tot vrouw, van kind tot kind, van dag tot dag en uur tot uur en zelfs tijdens een voeding veelvuldig en groot. De grootste variabelen zijn de afweerstoffen en het vet. Beide zowel in soort en hoeveelheid. Daarover schreef ik eerder al uitgebreid. De samenstelling van de melk is voortdurend in beweging zou je kunnen zeggen. Elke vrouw maakt melk voor een specifiek kind in specifieke omstandigheden, van een bepaald leeftijd en bepaald geslacht op een bepaald moment in het etmaal. Factoren die de samenstelling, de kwaliteit zo je wilt, van de melk bepalen zijn bijvoorbeeld: de leeftijd van de moeder, de leeftijd van het kind, de duur van de voorafgaande zwangerschap, het geslacht van het kind, mogelijk de plaats van het kind in de kinderrij, het moment van de dag of nacht en het moment in de voeding. Ik heb er vast nog wel eentje of twee vergeten. De meeste verschillen zijn maar klein. Ondanks de verschillen is mensenmelk altijd goed voor elk mensenkind. Ik herhaal:
Ondanks de verschillen is mensenmelk altijd goed voor elk mensenkind.
Mocht je nu de best aangepaste melk voor jouw kind willen dan is dit de volgorde van voorkeur:
- Met stip op nummer 1 Borstvoeding van de eigen moeder direct aan de borst
- Afgekolfde moedermelk van de eigen moeder direct a het kolven
- Afgekolfde melk van de eigen moeder binnen enkele uren na het kolven
- Afgekolfde melk van eigen moeder binnen 24 uur na het kolven.
- Anders en langer bewaarde afgekolfde moedermelk van de eigen moeder
- ”1 tot en met 5” van een andere mensenmoeder, leeftijd en geslacht van het kind niet van groot belang
- dan een hele tijd niets
- Poedervormige Kunstmatige Zuigelingenvoeding op basis van de melk van een niet-menselijk dier
- Poedervormige Kunstmatige Zuigelingenvoeding op basis van rijst of soja
Maar:
Ondanks de verschillen is mensenmelk altijd goed voor elk mensenkind.
*)
Een TV reclame van Uniekaas met Martine Bijl over de constante kwaliteit.