Ik deed het al eens eerder, een woordwolk maken van de meest gebruikte woorden in mijn blog. Ik heb er deze keer zelfs twee gemaakt. De ene (in de titelfoto) is een ongekuiste versie, die hieronder met weglating van Engelse woorden en een aantal inhoudelijk betekenisloze woorden zoals zoals, terwijl en opdat.
In allebei de wolken steekt het woord borstvoeding met kop en schouders boven het maaiveld uit, geflankeerd door kind en melk en op de voet gevolgd door borst, geven en goed. Moeder, voedsel en nodig doen het ook goed, net als verzoek en eten. Dan ook nog wat over statistieken en onderzoek. Het is duidelijk waar mijn prioriteiten liggen: borstvoeding, kinderen en melk. Mijn andere prioriteiten opvoeding en ouderschap worden kennelijk minder in die woorden gevangen. In mijn optiek kun je borstvoeding en opvoeding niet loskoppelen. Wat dat betreft ligt het oude La Leche League motto ‘Moederen door/met borstvoeding’ te diep in mijn wezen verankerd.
Borstvoeding is, ik had het daar al eerder over, meer dan een handige manier om goede melk in een baby te gieten. Natuurlijk is die melk prima, meer dan prima zelfs, en is een handige en efficiënte manier om een baby te voeden belangrijk, maar dat is evolutionair gezien eigenlijk een prettige bijkomstigheid van het zogen. Ik was eigenlijk wat verbaasd dat woorden als beschermen en bescherming niet in de wolken opdoken, ik heb het daar toch ook geregeld over. Borstvoeding of zogen is evolutionair gezien immers in de eerste plaats een manier om het nageslacht te beschermen tegen ziekmakers direct na de geboorte. Voor de geboorte zijn de jongen van placentadieren beschermd tegen infecties door het immuun- en afweersysteem van de moeder. Direct na de geboorte, dus na de scheiding van het moederlichaam en het jong is er nog geen eigen afweersysteem en dat van de moeder wordt afgesloten. Vroeg in de ontstaansgeschiedenis van de zoogdieren werd er een soort overgangsregeling ingebouwd voor deze kwetsbare periode. Zweetklieren op de buik van de moeder werden aangepast, zodat ze een eiwitmengsel afscheidden met beschermende eiwitten. Het pasgeboren jong kon dit oplikken en zo kon het moederlichaam nog wat langer bescherming bieden.
Als er dan toch al aanpassingen zijn en er ook al eiwitten en allerlei hulpstoffen worden afgegeven, konden daar heel simpel ook voedende stoffen in gestopt worden. Het moederlichaam wist immers al hoe een ander lichaam van voedsel kan worden voorzien en wat er voor die voeding nodig is. Het voedende aspect kwam als een soort bonus bovenop het beschermende aspect. Gaandeweg werden de klieren verder aangepast en werd het leveringssysteem verbeterd. In plaats van de noodzaak de hele buik af te moeten grazen om hier en daar druppels op te likken, groeide er een soort tuit op de uitgang van enkele klieren, waaraan het jong kon drinken. Afhankelijk van de bouw van het hoofd en de soort melk die nodig was, ontwikkelden die tuiten zich bij verschillende diersoorten tot verschillende vormen spenen en tepels. Bij sommigen bleven het spenen op kleine, in de zoogperiode dikker wordende, melkklieren, bij andere soorten ontstonden uiers en bij de primaten ontstonden er borsten. Bij de meeste primaten alleen prominent tijdens zwangerschap en zoogperiode; bij de primus onder de primaten prominent aanwezig vanaf de puberteit.
Bij de mens is de ontwikkeling inmiddels zover gegaan dat in de perceptie van de meesten borstvoeding voornamelijk of uitsluitend over voeding gaat. Ik heb daarom zelf een lichte voorkeur voor het woord zogen. Daar is de voeding uit het woord gehaald en zogen lijkt zo veel op zorgen. Zogen en zorgen horen onlosmakelijk bij elkaar net als borstvoeding en opvoeding. In het zorgen hoort ook het beschermen, maar ook het opvoeden. De manier waarop je zorgt is de basis voor de manier waarop je opvoedt. Zogen en zorgen volgens de biologische blauwdruk (de blauwdruk die ontstond in het hierboven beschreven proces) zorgt voor een goed leren kijken en luisteren naar het kind, voor veel dichte lichamelijke nabijheid en het herkennen en erkennen van en adequaat reageren op de behoefte van het kind. Dat adequaat reageren houdt onvoorwaardelijkheid in: als het kind blijk geeft een behoefte te hebben, betekent adequaat reageren dat aan die behoefte per direct wordt voldaan. Bij het ontwikkelen van de blauwdruk is er gelijk voor gezorgd dat het onvoorwaardelijk voldoen aan die behoeften van het kind ook een behoefte van de ouders of verzorgers is. Dat is een van de redenen waarom eigenlijk niemand tegen het huilen van een baby kan. Het is alleen zo jammer dat de reactie op dat huilen in onze maatschappij meestal inhoudt dat het huilen moet stoppen (”want ik voel me daar onrustig door en dat wil ik niet”) en niet dat aan de achterliggende behoefte van het kind wordt voldaan.
En er zijn handiger manieren om aan die behoefte van de baby aan nabijheid te doen dan bij haar in het ledikantje te stappen. Probeer eens je kind bij jou in bed te nemen. Ik weet het, daar wordt zwaar tegen geadviseerd, maar heus, er zijn veilige manieren om met je kind het bed te delen en aan jullie beider behoeften tegemoet te komen. Lees er hier meer over.