De heren Nes, Num en Don voeren een vreugdedans uit wanneer de losers weer eens in hun machinaties zijn getrapt.
Dit blog verscheen al in 2012, maar het blijft actueel. Vandaag [5 september 2017] is er weer de Dag van de Kraamzorg. Dat heet een educatief evenement te zijn voor kraamverzorgenden, dat vet wordt gesponsord door de kunstvoedingsindustrie. Naast vijf kunstvoedingsfabrikanten staat ook mijn eigen vakvereniging er, met een banner over het werken volgens de WHO Code. Ik vraag me af hoeveel effect dat zal hebben tegenover het commerciële geweld van de cadeautjes uitdelende kunstvoedingsleveranciers met hun ”Wij van WC eend” wetenschappelijke informatie.
Het doel van deze dag is duidelijk het in contact brengen van aanbieders en kopers van producten, diensten en informatie. Dat was te lezen op de pagina sponsoring van de Kraamzorgdag site.
Inmiddels is het weer 2 (+3) jaar verder, maar er is nog weinig veranderd en het thema blijft actueel.
Sinds enkele dagen zit er een beeld in de fantasie afdeling van mijn brein dat naar buiten probeert te komen. Het duwt eens tegen de deur, het kijkt eens tussen de lamellen door, begint aan andere irritante aandacht trekkende escapades en uiteindelijk laat ik het er maar uit. Het zou zomaar een slotscène van een actiefilm kunnen zijn. Enkele welgedane heren zitten met dikke sigaren en een stevige borrel met de voeten op de salontafel en vertellen elkaar steeds opnieuw hoe het avontuur is opgezet, uitgevoerd en afgelopen. Bulderend van het lachen, dijen kletsend, elkaar tegen de schouder stompend en nog net niet de Horlepiep op tafel dansend herbeleven ze hun victorie. Ze hebben het hem maar weer eens geflikt. Ze zijn weer eens de onbetwiste winnaars. Nu kan dat ook niet anders wanneer je niet alleen het spel bent begonnen, maar ook de scheidsrechter en zijn regels hebt gekocht. De heren Nes, Num en Dan vegen de tranen van het lachen uit hun ogen en schotelen elkaar nog eens het prachtige beeld voor: ‘’Zag je hoe ze er ook deze keer weer met open ogen intuinden? De losers.’’
Mijn fantasie neemt een loopje met de werkelijkheid, natuurlijk, maar ik vrees dat er toch wel een grond van waarheid in zit. De grote voedingsmiddelen concerns en dan met name die die zich met de voeding voor de jongste kinderen bezighouden hebben een fikse overwinning behaald. Hoeveel waarde heeft een promotieonderzoek dat voor een belangrijk deel werd gefinancierd door partijen met grote financiële belangen bij een bepaalde uitkomst? En hoe moeten de verschillen worden geïnterpreteerd tussen de conclusies zoals die op papier staan, door de promovenda op papier zijn gezet, en zoals die naar buiten worden gebracht, ook door de promovenda zelf? Ik was niet bij de verdediging van het proefschrift, maar ik ben eigenlijk benieuwd welke versie ze daar heeft verdedigd. De grote verliezers in dit spel zijn, zoals gewoonlijk, de kinderen als subject van het onderzoek en doelgroep van de financiers. Want naar het lijkt zijn degenen die voor een flink deel de advisering over zuigelingenvoeding naar ouders in de hand hebben massaal klaar om op basis van dit onderzoek een goed en breed wetenschappelijk ondersteund advies te gaan omgooien naar een op mager bewijs stoelend alternatief.
Er is volop goed wetenschappelijk bewijs dat, naarmate minder kinderen korter uitsluitend borstvoeding krijgen, de kosten voor de volksgezondheid stijgen. Een landelijke omslag naar advisering om al met vier in plaats van zes maanden te starten met de introductie van vaste voeding zal dus onomstotelijk leiden tot een verzwaring van de financiële lasten voor zorg. Wie er financieel wel op vooruit zullen gaan zijn de leveranciers van kindervoeding in potjes. Want een kind dat op de leeftijd van vier maanden iets anders gaat eten dan melk krijgt geen vaste voeding, maar semi-vloeibare voeding. Hij is absoluut nog niet in staat om vaste voeding met zijn mond te verwerken. Voor veel ouders zal dat betekenen dat er potjes gegeven gaan worden. Dat is immers veel makkelijker dan zelf koken en pureren, maar ook op de dagen dat het kind op de opvang verblijft zullen er potjes op het menu staan.
Niet alleen is een kind van vier maanden motorisch nog onvoldoende ontwikkeld om te kauwen, zijn darmen zijn nog niet goed in staat om iets anders dan melk te verteren. Daarnaast is de opbouw van zijn afweer nog onvoldoende rijp om het kind met minder hulp van moedermelk te beschermen tegen infecties. Er is in de loop van decennia een groeiende stapel onderzoeken gepubliceerd, en van een flink deel daarvan zijn grote meta-analyses gedaan, waarmee onomstotelijk wordt bewezen dat vroegtijdig starten met andere voeding dan (humane) melk de gezondheidsuitkomsten van kinderen op de korte, middellange en lange termijn negatief beïnvloedt. Daaraan verandert één cohort onderzoek, waaruit blijkt dat voor enkele aspecten er niet veel verschil is tussen de timing van de introductie van ander voedsel of dat langer wachten negatief uitwerkt, niets. Geen reden voor een vreugdedans door moeders, kinderen en degenen die de kosten voor gezondheidszorg moeten opbrengen. Wel voor degenen die die voeding vanaf vier maanden leveren.
Kiefte-de Jong: JC: Early Life Nutrition and Gastrointestinal and Allergic Outcomes: The Generation R Study. [Voeding in het vroege leven en gastrointestinale en allergische uitkomsten: Het Generation R Onderzoek]. Proefschrift ter verkrijging van de graad van doctor aan de Erasmus Universiteit Rotterdam. Openbare verdediging 12 september 2012. ISBN: 978-94-6169-244-3. ”Financial support for this dissertation was kindly provided by: Erasmus University Rotterdam, Nederlandse Coeliakie Vereniging, J.E. Jurriaanse Stichting, Rotterdam, Astmafonds, Danone Research – Center for Specialised Nutrition, Yakult Nederland B.V., Nutricia Nederland B.V., Nestlé Nutrition, GE Healthcare Nutri-akt B.V., Stichting Astmabestrijding.”
[…] Vreugdedans […]