Geplaatst op Geef een reactie

Vleugels

Het vijfde en voorlopig laatste deel in de fabeldierenserie neemt de paardachtigen bij de horens. Pegasus en de eenhoorn, die in sommige fantasyuitingen ook nog als hybride voorkomt (titelfoto).

Pegasus, het vliegende paard, met neven in diverse mythologieën, waaronder de Noorse Sleipnir, de achtpotige witte hengst Wodan door de aardse en hemelse rijken vliegt en die model stond  voor de schimmel van de heilige Nicolaas die ermee over de daken rijdt. In sommige versies van die legenden vloog ook hij eerder door de hemelen dan dat hij over daken liep. Pegasus was de drager van de bliksemschichten van Zeus, de Griekse collega van Wodan, die ook grossierde in donder en bliksem. De eenhoorn (tegenwoordig op zijn engels Unicorn genoemd en vooral in regenboog kleuren gehuld) is minder imponerend in de meeste weergaven, meestal gewoon een wit paard met een enkele hoorn midden op het voorhoofd.

Veenhoornpegasusleugels en een hoorn samen maken het sprookje compleet.

Ik vind het elke keer weer verrassend hoe in allerlei culturen en mythologieën telkens dezelfde thema’s opduiken. Draken, vormveranderaars, stoere beschermers en veelvormigen. De menselijke geest, op zoek naar bescherming tegen en uitleg voor onbekende verschijnselen en gevaren heeft kennelijk een min of meer vastliggende bron van oplossingen. Mensen worden ook geboren met een groot probleemoplossend vermogen. Op allerlei potentieel gevaarlijke situaties reageert de mens instinctief met een reactie die aanzet tot vechten of vluchten. Als dat niet mogelijk is of als het geen optie is, met bevriezen.

Angst geeft je vleugels, maar als je die vleugels nog niet kunt gebruiken speel je standbeeld: ik leef niet, ik ben niet lekker, je hebt niets aan mij. Een baby in een gevaarlijke situatie (en voor een baby betekent alleen zijn dat het een gevaarlijke situatie is, in zijn blauwdruk is de sabeltandtijger echt nog niet uitgestorven) begint met (aanzetten tot) vechten, want vluchten is geen optie als je nog net zelf mobiel bent. Hij kan dat vechten ook nog niet zelf, dus zendt hij een krachtig signaal uit (hij zet de sirene aan, ofwel hij begint te huilen) om een ander voor hem te laten vechten. Levert dat geen resultaat op, dan vertellen zijn instincten hem dat onbeantwoord roepen meer risico oplevert en gaat hij over op de bevriesmodus. Hij houdt zich stil, zet zijn levensprocessen op de spaarstand en zorgt dat hij met zijn kop onder het maaiveld blijft.

Kinderen naar wie wel wordt geluisterd als zij in paniek om hulp roepen, hoeven dat niet te doen. Zij kunnen gewoon doorgaan met groeien en zich ontwikkelen. Zij verliezen geen tijd aan stilstand en kunnen hun aan eigen kracht en verdediging werken. Zij krijgen de kans om hun vleugels te laten groeien (om op eigen vleugels het leven in te gaan) en die mooie unieke hoorn als zinnebeeld voor innerlijke kracht. en als ouders hoeven wij alleen ervoor te zorgen dat het kind veilig is tot hij zichzelf ontwikkeld heeft, en hem daarvoor ook alle vrijheid en ruimte te geven. Een gevleugelde eenhoorn hoeft niet te worden getemd of afgericht en aan de teugel te worden gebracht.

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.