De risico’s van een niet soort-specifieke zuigelingenvoeding zijn overduidelijk, en veel degelijker wetenschappelijk onderbouwd dan bijvoorbeeld de risico’s van het niet opvolgen van de speerpunten in de antiwiegendoodcampagnes . Toch wordt de keuze voor borstvoeding voorzichtig voorgedaan als de keuze van voorkeur, maar dat het alternatief ook best wel goed is, want stel je voor, dat we ouders een schuldgevoel aanpraten.
Een binnenkomervraag voor een twitterchat voor verloskundigen luidde: ‘’ hoe bewaak je grens tussen informed choice en ‘borstvoedingmaffia’ ‘’. Er kwamen interessante antwoorden, zoals over de noodzaak tot overtuigen of juist niet, over de vraag of je eigenlijk tijdens de zwangerschap al niet te laat bent met je informatie en of het voldoende is om over de voordelen van borstvoeding dan wel nadelen van kunstvoeding te spreken, vooral aangaande de vraag of niet alleen meer moeders beginnen, maar ook langer doorgaan. Eigenlijk is het natuurlijk te zot voor woorden dat dit zo’n discussie zou moeten zijn. De risico’s van een niet soort-specifieke zuigelingenvoeding zijn overduidelijk, en veel degelijker wetenschappelijk onderbouwd dan bijvoorbeeld de risico’s van het niet opvolgen van de speerpunten in de antiwiegendoodcampagnes (niet het ouderlijk bed delen en op de rug slapen). Die antiwiegendood adviezen zijn, hoe vreemd het ook klinkt, niet soortspecifiek, want ze houden in het te slapen leggen in een afysiologische houding en het scheiden van moeder en kind. Toch knippert geen enkele zorgverlener met de ogen bij het voorschrijven van de slaapplaats en –houding onder bedreiging van een mogelijk dood kind (hoezo inpraten op de schuldgevoelens van ouders?), maar wordt de keuze voor borstvoeding voorzichtig voorgedaan als de keuze van voorkeur, maar dat het alternatief ook best wel goed is (want stel je voor, dat we ouders een schuldgevoel geven).
Het aantal kinderen dat overlijdt door het niet krijgen van borstvoeding is ongeveer even groot als het aantal dat overlijdt als gevolg van wiegendood. Lang niet alle kinderen die overlijden door wiegendood worden in het ouderlijk bed of op de buik slapend aangetroffen. De meerderheid van kinderen die overlijden aan wiegendood liggen op hun rug in een goedgekeurd bedje, en een flink deel daarvan niet thuis, maar op de kinderopvang in hun eerste week. De meerderheid van de kinderen die overlijden aan wiegendood kreeg ook geen of niet uitsluitend borstvoeding. Volgens onderzoeken van McKenna is geen of weinig borstvoeding krijgen de enige echte constante factor bij wiegendood. Het net zo dwingend aanraden van borstvoeding wordt echter weggezet als een criminele daad (‘’borstvoedingmaffia’’), terwijl het opdringen van slaapplaats en –houding als een verantwoorde manier van preventie wordt gezien. Dat verwijzen naar schuldgevoel is gewoon een dooddoener.
Een discussiesluiter, een mondsnoerder.
Ik kan een paar aspecten aanwijzen die bij dit onderwerp meespelen. Als eerste is daar natuurlijk het feit dat wij geen borstvoedingcultuur hebben. In de Scandinavische landen is de borstvoedingcultuur nooit helemaal weg geweest (hoewel ook daar in de jaren ’70 van de vorige eeuw een serieuze dip was) en het feminisme daar heeft moederschap en borstvoeding geven omarmd als een vrouwenrecht in plaats van als vrouw-onderdrukkend. Dat heeft onder andere geleid tot een actieve houding van de overheid en daarmee tot een positief borstvoedingklimaat in de zorg. Niet dat daar geen problemen zijn, maar die worden kennelijk op een voor borstvoeding adequatere wijze opgelost. En natuurlijk speelt ook een fatsoenlijk moederschapsverlof mee in de positieve borstvoedingcijfers daar. In Nederland en Vlaanderen verlenen de overheden lippendienst, is het verlof aan de krappe kant en is de eerste associatie die mensen hebben, als ze een symbool voor baby zoeken, een fles of fopspeen.
Een ander aspect is, dat bij de naar de voorgrond geschoven preventieve maatregelen voor wiegendood, de oplossing ligt in dingen die kunnen worden gekocht (en waar dus een profijtelijke markt voor kan worden gecreëerd) en dat het advies borstvoeding te geven iets is dat een moeder zelf, persoonlijk, met haar eigen lijf moet doen (en waar dus een profijtelijk, kunstmatig gecreëerde markt voor te kopen zaken door wordt bedreigd). De mythe van een aangepraat schuldgevoel is voor zover ik kan zien in de wereld gezet door degenen die daar financieel baat bij hebben. Als altijd: follow the money. Cherzez la femme is helemaal uit. La femme, liever gezegd la mère, moet liever the money volgen en zich daar absoluut niet schuldig om voelen. Het is een heel subtiele vorm van hersenspoeling. Door te benadrukken dat je je om een keuze die je maakt niet schuldig hoeft te voelen, suggereer je dat er mensen zijn die vinden dat je je er wel schuldig om hoort te voelen. Maar zoiets is natuurlijk een dooddoener: wie een goed geïnformeerde keuze maakt en daar achter staat, heeft om te beginnen al geen reden om zich schuldig te voelen.
Maar wat in vrijwel alle discussies over wel of niet aanbevelen of voorschrijven over het hoofd wordt gezien is de opvolging. Alleen maar evangeliseren over borstvoeding is een dooddoener. Het voegt niets toe en het laat niet meer moeders beginnen met borstvoeding. Het aantal moeders dat al op voorhand bewust kiest voor geen-borstvoeding is relatief klein. Het overgrote deel van de moeders zou graag borstvoeding willen geven. Als het lukt. Veel moeders hebben ook al op voorhand het vermoeden dat borstvoeding iets is dat je niet zomaar eventjes doet. Dat is een serieus moeilijke taak, die maar zo mis kan gaan. Voor een flink deel is dat een zichzelf vervullende profetie. Als je verwacht dat iets moeilijk is en makkelijk fout kan gaan, is de kans groot dat het je niet gaat lukken, of maar met heel veel moeite, kracht en doorzettingsvermogen. Er wordt vaker over gesproken in termen die doen denken aan de voorbereiding voor de zware cols in de Tour de France dan over een gezellig recreatief fietstochtje. Afzien, er door zitten, volhouden en dergelijke termen zijn eerder gemeengoed dan genieten, plezier hebben en liefhebben.
Maar borstvoeding geven is zo moeilijk!
Borstvoeding hoeft helemaal niet moeilijk te zijn, het wordt in veel gevallen moeilijk gemaakt door allerlei uit- en onzinnige regels en voorschriften. Door een volkomen afwezigheid van begrip over wat een baby is, hoe hij functioneert en wat hij nodig heeft. En over een even grote afwezigheid van dezelfde kennis van vrouwen over zichzelf en anderen als moeder.
Mensen zijn de enige diersoort die borstvoeding geven moeilijk vinden. Borstvoeding hoort niet moeilijk te zijn, hoeft niet moeilijk te zijn. En als er toch problemen rijzen, wat altijd kan en zal gebeuren, dan moet er goede hulp voor handen zijn.
En dat punt, die hulp bij problemen, daar schort het aan. Wel promoten dat borstvoeding moet en goed is en beter en het best, maar vervolgens niet thuis geven bij problemen, dat is pas maffia. Dat is dodelijk voor borstvoeding, voor het zelfvertrouwen van moeders en uiteindelijk voor de gezondheid, het welzijn en mogelijk het overleven van kinderen.
-
McKenna JJ, McDade T: Why babies should never sleep alone: A review of the co-sleeping controversy in relation to SIDS, bedsharing and breast feeding. Paediatric Respiratory Reviews – June 2005 (Vol. 6, Issue 2, Pages 134-152, DOI: 10.1016/j.prrv.2005.03.006)
-
Gettle LT, McKenna JJ: Evolutionary Perspectives on Mother–Infant Sleep Proximity and Breastfeeding in a Laboratory Setting. Am J Phys Anthropol. 2011 March; 144(3): 454–462. Published online 2010 December 10. doi: 10.1002/ajpa.21426
-
McKenna JJ, Ball HL, Gettler LT: Mother–infant cosleeping, breastfeeding and sudden infant death syndrome: What biological anthropology has discovered about normal infant sleep and pediatric sleep medicine. Am. J. Phys. Anthropol. 2007, 134(S45):133-161.
[…] Schuldgevoel aanpraten […]