Geplaatst op Geef een reactie

Boekbespreking: Flesvoeding – Moedermelk of kunstmelk met behulp van een fles.

Een boekje met in de titel de term Flesvoeding in de correcte betekenis: als de toedieningsvorm, niet als een soort melk. Het viel mij direct zeer positief op. Een boekje over het voeden van een kind met een fles, ongeacht de inhoud van die fles.

Flesvoeding – Moedermelk of kunstmelk met behulp van een fles.

Eline Tommelen en Rolinde Demeyer.

Academia Press, 2019

ISBV 978 94 014 5842 9


Koopadvies: negatief, niet aanschaffen. Dit boekje dient ons inziens niemand. Behalve mogelijk de arts of diëtist die graag belangrijk wil doen over de vele mogelijke keuzemomenten voor ouders met betrekking tot de aanschaf voor een bepaald soort kunstvoeding.


Een boekje met in de titel de term Flesvoeding in de correcte betekenis: als de toedieningsvorm, niet als een soort melk. Het viel mij direct zeer positief op. Een boekje over het voeden van een kind met een fles, ongeacht de inhoud van die fles.

Gretig begon ik met lezen voor deze boekbespreking. Eerst de inhoudsopgave*. Van de zeven hoofdstukken heeft geen enkele het woord borstvoeding** of moedermelk in de titel, maar wel vijf het woord kunstmelk, de zevende heeft het over ‘specifieke melken’.

Hoofdstuk 1 behandelt ‘Voeding in de eerste levensmaanden’. Paragraaf 2 gaat over ‘Moedermelk als referentie’. De referentiewaarden voor de samenstelling van moedermelk kloppen niet op het punt van vetten. Er wordt uitgegaan van de in alle tabellen genoemde waarde van rond de 4% vet. Daarmee wordt voorbijgegaan aan de variabiliteit van het vetaandeel in moedermelk, met name afhankelijk van het borstvoedingsmanagement, waardoor de vetwaarde makkelijk kan oplopen tot tegen de 10%. De verdeling van de diverse vetzuren is evenmin een standaard, maar voor een flink deel afhankelijk van de soorten vetten in het menu van de moeder.

De paragrafen 3 en 4 beschrijven wat kunstmelk is en de laatste gaat in op de Maatschappelijke en economische bedenkingen bij het gebruik van kunstmelk. Deze bedenkingen betreffen de stijgende kosten voor de volksgezondheid en de individuele kosten voor ouders bij het gebruik van kunstvoeding. Niet zozeer het feit dat geen borstvoeding de gezondheid van kind, moeder en maatschappij ondermijnt, maar wat de financiële consequenties daarvan zijn.

Er zijn nog meer missers. ‘Moedermelk’ is niet de eerste keuze. Voor het kind is er geen andere keuze dan de borst via welke hij soorteigen melk kan verkrijgen. En: De WHO groeicurven zijn echt niet bedoeld als ”de juiste referentie bij borstvoeding”. De WHO groeistandaard (officieel: WHO universele standaarden voor gezonde groei) is de referentie voor de groei van *alle kinderen*, onafhankelijk van de wijze waarop zij gevoed worden..

Hoofdstuk 2 gaat in op het algemene productieproces en de milieueffecten (met name de CO2 afdruk) daarvan. Fijn dat dat ook eens onder de aandacht komt. Er worden echter geen consequenties aan verbonden waardoor het weer heel erg magertjes blijft.

Hoofdstuk 3 geeft een overzicht van de wettelijke eisen waaraan die productie en de minimale samenstelling van kunstvoeding dienen te voldoen. Kritische noten ontbreken. Helaas.

Hoofdstuk 4 lijkt, door de plaatsing en het percentage van de totale inhoud, het belangrijkste hoofdstuk te zijn en gaat over de samenstellende onderdelen van kunstmelk. Het volledig gebrek aan kritische beschouwingen geeft het product kunstmelk een fraai onschuldig karakter.

In de vorm van enkele casuïstieken bespreken de schrijfsters in hoofdstuk 5 hoe de kwaliteit van kunstvoeding kan worden ingeschat. Hoofdstuk 6 gaat in op melken voor kinderen in diverse omstandigheden, zoals prematuur of met stofwisselingsziekten en groeimelken. Wederom ontbreken kritische beschouwingen. Er wordt nogal gewichtig gedaan over de samenstelling van al die verschillende soorten kunstmelkvoedingen. Het geeft ons de indruk dat de kwaliteit ervan nogal geweldig mooi bevonden wordt en gezien zou moeten worden. Dat is natuurlijk niet terecht. Welke kunstmelk dan ook… geen van alle benadert ook maar enigszins de kwaliteit die de melk biedt welke door de baby zelf uit de borst wordt getapt.

Eindelijk komen we dan aan bij hoofdstuk 7 dat ingaat op het voeden met de fles. Vreemd genoeg heet dat hoofdstuk ‘Werken met kunstmelk’. Onmiddellijk beginnen met kunstmelk; overschakelen van borstvoeding naar kunstmelk (dus niet overschakelen van borstvoeding naar moedermelk via de fles!), hoeveel en hoe vaak kunstmelk (inclusief vergroten van de voedingen en afname van de frequentie op basis van leeftijd), kunstmelk klaarmaken (met de aanbeveling hiervoor licht gemineraliseerd water -dus flessenwater- te gebruiken en met veronachtzaming van de richtlijnen van de WHO voor het veilig klaarmaken van en voeden met poedervormige kunstmatige zuigelingenvoeding!), keuze van fles en speen en reiniging en sterilisatie.

Ergo…

De titel geeft een geheel verkeerde verwachting van de inhoud van het boek. Het boek (b)lijkt een verkapte vorm van reclame voor kunstvoedingen (niet in het minst door de flaptekst) en is op punten niet accuraat in de gegeven informatie. Er is geen enkele aandacht voor het afkolven, bewaren, verwerken van en voeden met afgekolfde moedermelk, noch voor het gebruik van donormelk als melk van de eigen moeder geen optie is.

De bespreking van diverse systemen van flessen en spenen is zeer summier, zeker in vergelijking met de zeer, zeer uitgebreide informatie over de samenstelling van kunstvoeding (zonder daarbij goed in te gaan op de vele beperkingen van het kunstmatig namaken van moedermelk -of de pogingen daartoe-). Daarnaast was ook een bespreking van het vervangen van de andere aspecten van borstvoeding als voeden direct aan de borst niet mogelijk of gewenst is zeker op zijn plaats geweest.

Dit boekje dient ons inziens niemand. Behalve mogelijk de arts of diëtist die graag belangrijk wil doen over de vele mogelijke keuzemomenten voor ouders met betrekking tot de aanschaf voor een bepaald soort kunstvoeding.

PS

*) Voorafgaand aan de inhoud las ik de achterkant, de boekpromo. Deze begint aldus: ‘De aanbeveling van overheden en gezondheidsorganisaties is duidelijk: moedermelk is de beste voeding voor baby’s. Maar als een moeder haar baby geen borstvoeding (meer) kan of wil geven, dan is kunstmelk het enige geschikte alternatief.’ Hier haakte ik al bijna af. In de boektekst zelf wordt ook over donormelk gesproken als optie tussen eigen moedermelk en kunstmelk, maar deze optie komt verder niet meer aan bod en wordt niet uitgewerkt.

**) Borstvoeding wordt überhaupt vrijwel niet genoemd, enkel moedermelk. Hiermee wordt het product moedermelk volledig losgekoppeld van het proces borstvoeding (het zich voeden aan de borst) en gedaan alsof borstvoeding enkel een, eenvoudig te vervangen, aardige toedieningsvorm voor een goed product is. Daarmee wordt ook volledig voorbijgegaan aan de zeer vele andere aspecten van het voeden en zorgen aan de borst, zoals immunologie, koestering en relatievorming, om er enkele te noemen.

Coproductie van

Gonneke van Veldhuizen-Staas, lactatiekundige NLG

www.eurolac.net

en

Stefan Kleintjes, lactatiekundige IBCLC & NLG Groningen-Bedum en kinderdiëtist

www.lactatiekundigegroningenbedum.nl

www.dietistgroningenbedum.nl

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.