Geplaatst op Geef een reactie

Zeker weten

stresstest

Mijn Grootmoe (midden op de titelfoto), ik haalde haar al eerder aan, had een routine antwoord wanneer ik aarzelend zei dat ik geloofde dat er dit of dat aan de hand was of was gebeurd: ”Geloven doe je maar in de kerk. Hier moet je het zeker weten.”

Ze was een trouwe kerkgangster, want dat hoorde zo. Een huwelijksvoltrekking zonder kerkelijke inzegening was maar een kale bedoening. Maar veel verder dan dat kwam geloven niet. Ze had wat dat betreft een wetenschappelijke instelling. Iets is zo of het is niet zo, geloven of denken dat iets is zoals het is, daar heb je in het dagelijks leven weinig aan. Grootmoe straalde een kalme en zekere levenshouding uit.

Maar hoe zeker is zeker weten eigenlijk? En hoe weet je zeker dat je iets zeker weet? Wat maakt dat je iets zeker weet en niet alleen maar gelooft? Ik ben het met Grootmoe eens dat je beter dingen zeker kunt weten dan geloven, maar lang niet elke waarheid is bewijsbaar zeker weten; lang niet alles moet ook worden bewezen. Maar is dat wel zo? Eeuwen lang dachten mensen echt zeker te weten dat de platte aarde het middelpunt van het universum was met eromheen cirkelende zon, maan en sterren. Ze waren ervan overtuigd dat ze het bij het rechte eind hadden. Ze geloofden daar onwankelbaar in. Want ja, dat was geloof, geen echt zeker weten. Niemand had het ooit berekend of onderzocht. De eersten die daartoe wel pogingen ondernamen, werden verketterd, als afvallige gelovigen.

De hypothese van Copernicus was de basis van Galileo Galilei's overtuging (bevestigd door onderzoek met de door hem ontwikkelde telescoop) dat niet de aarde, maar de zon het middelpunt van het, toen bekende, heelal is
De Hypothese van Copernicus was de basis van Galileo Galilei’s overtuiging (bevestigd door onderzoek met de door hem ontwikkelde telescoop) dat niet de aarde, maar de zon het middelpunt van het, toen bekende, heelal is

Geloof ging boven wetenschap, zelfs zo ver dat het de wetenschapper zijn leven kostte. Pas eeuwen later erkende de Katholieke Kerk dat hij ten onrechte was veroordeeld. Waar leidt dit verhaal toe, in het kader van mijn kernonderwerpen borst- en opvoeding? Wel, met name in die takken van wetenschappelijke sport is veel geloof en weinig weten. De wetenschap is er wel, maar wordt door de gevestigde orde niet geloofd. Wordt, o schone ironie, afgedaan als geloof. Ik voel mij in het illustere gezelschap van GG en andere vroeg- en pre-renaissance wetenschappers. Verketterd en afgedaan als fanaat of gevaarlijke alternativo. Ach dat kan er na de hekserij en alchemie ook nog wel bij. Punt is, wat mijn weten (en dat van anderen met dezelfde fanaticus, heks en/of alchemisten status) voor een groot deel is gebaseerd op empirische wetenschap en niet op de in dit tijdperk zo hooggeprezen en religieus vereerde prospectieve, dubbel-blind gerandomiseerde proeven. Net zoals de uitvoering van mijn werk als lactatiekundige vooral stoelt op klinische vaardigheden en klinische waarneming en niet op papieren protocollen en afstreeplijsten.

Voorbeeld

Volgens de protocollen en afstreeplijsten gaat het voeden goed als moeder en kind in de juiste houding zitten/liggen, de baby door drinkt en een goede hap maakt. Als ik gisteren bij de moeder en baby die mij consulteerden die punten had afgecheckt was ik zo weer buiten geweest. Want die punten waren, hoewel niet perfect, wel aanwezig. Maar in plaats daarvan keek en luisterde ik naar de moeder. Hoe zij haar schouders en nekspieren aanspande, haar ogen de focus wat verloren en er een geluid van onbehagen haar lippen verliet. Ik keek naar de baby die meer een free-style worstelwedstrijd uitvoerde dan een maaltijd at mom’s. Met gebalde vuistjes die intermitterend klauwden en duwden. Met een diepe frons boven de strak gesloten oogjes. Ik hielp moeder en kind met de overgang naar een andere houding en positie (Biological Nurturing, gebaseerd op degelijk literatuuronderzoek, breed begrip van de fysiologie van moeder en kind en uitvoerend onderzoek), inclusief uitleg erover, en ziet: moeder en kind ontspanden en kind viel na een poosje goed drinken en een poosje knuffel-drinken in een diepe slaap, waar zelfs het mondonderzoek* dat ik nog wilde doen doen hem niet uit wakker maakte.
Moeders problemen waren uiteraard nog niet direct over, maar ze zag dat dat wel ging lukken op deze manier. Zeker weten.
*) Een wat breed en ver doorlopend lipriempje kon ik nog constateren, maar het vermoeden van ietwat krappe tongriempje kon ik niet in beeld krijgen, noch met ogen noch met de vingers. Ik gaf de ouders uitleg (vader had als kind vaak pijn aan de achterkant van de kaakrand tussen de voortanden ”bij dat bobbeltje”, maar geen diastema of zichtbaar lipriempje. Hij had wel vaak tand door de lip en vergelijkbare verwondingen gehad) over wat die tong- en lipriempjes betekenen en kunnen veroorzaken en hoe zij zelf, als zoon wakker was konden onderzoeken of er sprake was van een probleemgevend tongriempje. Ouders zijn namelijk over het algemeen heel goed in staat dit soort wetenschap te begrijpen en uit te voeren. Dit in tegenstelling tot de gangbare aanname dat ‘ouders worden’ automatisch leidt tot vermindering van de verstandelijke vermogens. Gangbare aannames kloppen wel vaker niet.

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.