‘’Ja, ja,’’ hoor ik je denken, na het lezen van het blog over africhten. ‘’Ja, Ja, dat klinkt allemaal mooi en aardig dat het dus zoals gewoonlijk het probleem van ouders is en niet van het kind. De ouders hebben het weer gedaan.’’ En gelijk heb je, want wat schiet je ermee op dat te weten, wanneer je de dag alweer gaat beginnen met luciferhoutjes om je ogen open te houden en wallen tot onder je kin.
En het was ook niet de eerste keer dat ik u deze materie onder de neus schoof. Het lijkt me dan ook niet meer dan eerlijk om ook eens de kant van de ouders te bekijken. Hoe ga je die nachtelijke behoeftes van je kind combineren met je eigen behoefte aan voldoende slaap? De eerste en belangrijkste raad die ik geven kan is: neem het zoals het is, accepteer het en ga erin mee.
Niemand heeft je beloofd (en als iemand het wel deed loog hij dat hij zwart zag) dat ouderschap een mooie, luie nazomermiddag in de rozentuin is. Het is meer het aanleggen van een rozentuin in onontgonnen grond. Voor sommige ouders is de grond makkelijk te bewerken en volstaat omspitten, planten en bijhouden. Voor anderen is er een boel ontginningswerk nodig, moeten er misschien keien worden uitgegraven en weerbarstige wortelstokken van vorige bewoners van de tuin uitgeroeid worden. Sommige ouders zien zich keer op keer gesteld tegenover insectenplagen en ziektes die moeten worden bestreden. Sommige ouders moeten werken met beschadigd materiaal of ze zijn zelf niet in topvorm. Vechten tegen de manier waarop de baby verwacht te zullen eten en slapen is net zoiets als op je onontgonnen stukje grond gaan zitten en proberen de rozentuin te zien. Je kan kijken tot je ogen op steeltjes staan en je wallen tot onder je kin hebt door slaapgebrek, maar die tuin kun je pas zien nadat je hem zelf hebt aangelegd.
Naast acceptatie van wat is kun je je het als ouder ook makkelijker maken in de nacht. Zorg dat je zo min mogelijk wakker bent als je kind je nodig heeft in de nacht, reageer zo snel mogelijk en voorkom dat de nachtvoedingen een feestje worden:
- Geef borstvoeding. Onderzoeken hebben aangetoond dat moeders die borstvoeding geven hun slaappatroon afstemmen op dat van hun kind, langer slapen en slaap van betere kwaliteit hebben dan moeders die kunstvoeding geven of die in de nacht een flesje geven in plaats van de borst.
- Voorkom dat je je bed helemaal uit moet, want dan wordt je ook helemaal wakker en slaap je moeilijk weer verder. Dus de baby zo dicht mogelijk bij je. Durf je, door de demoniserende overheidscampagnes tegen het delen van het bed, je kind niet bij je te nemen, gebruik dan een co-sleeper of aanhaakbedje.
- Investeer in het zelf-aanleggend vermogen van je kind in de eerste weken. De eerste weken met je kind draaien helemaal op het elkaar leren kennen, op elkaar ingesteld raken en het inoefenen van technieken van aanleggen. Kindjes die zichzelf goed kunnen aanleggen hebben een minder wakkere moeder nodig.
- Stel de nachtelijke voedingen niet uit. Uiteindelijk ben je dan langer bezig, ben je wakkerder en is het hele huis wakker.
- Zorg voor een goede nachtluier en verschoon alleen als de derrie langs de benen omlaag komt. Doe geen licht aan en doe geen andere dingen. Schrijf je twitterverslag maar na het opstaan, op dit moment word je er veel te wakker van en je kind ook, waardoor party-time binnen handbereik ligt.
- Stop met tellen en rekenen. Zet de wekker achterstevoren, kijk niet hoe laat het is, bereken niet hoeveel uur nacht je nog hebt en hoelang deze voeding al duurt. Lig, voed, rust, dommel en als je even wakker bent als je kindje klaar is, schuif je hem naar zijn eigen plekje. En anders slaap je gewoon zo samen verder.
- Als je je bed deelt met je baby, doe het dan veilig: geen alcohol of roken bij een van de beddelers; geen medicijnen die het bewustzijn veranderen bij een van de beddelers, geen waterbed, geen dekbed en liefst voor baby een eigen dekentje of slaapzak, vlakke stevige matras zonder kieren en kuilen.
Lees meer op het oude blog met label slaap, slapen, slaaptraining, slaapproblemen, slaapcondities, slaapomgeving, slaappatroon, samen slapen
Afgericht
Eerder gepubliceerd in april 2012
Bronnen:
-
Teti DM, Kim B-R, Mayer G, Countermine M: Maternal emotional availability at bedtime predicts infant sleep quality. Journal of Family Psychology, 2010, 24(3):307-315
-
Middlemiss W, Granger DA, Goldberg WA, Nathans L: Asynchrony of mother-infant hypothalamic-pituitary-adrenal axis activity following extinction of infant crying responses induced during the transition to sleep. Early Hum Dev. 2012, 88(4):227-32
Teti et al onderzochten of er verbanden te zien zijn tussen moederlijk gedrag en emotionele beschikbaarheid van de moeder enerzijds en de kwaliteit van de slaap van hun kinderen anderzijds. Zij vinden dat allerlei gedrag van de moeder geen significante invloed heeft op het slaapgedrag van hun kinderen. De emotionele beschikbaarheid van de moeder bij het naar bed brengen blijkt wel een sterke factor voor het slaapgedrag. Vooral bij de jongste baby’s, maar ook nog bij kinderen van tegen de twee jaar. Significant meetbaar is een minder onderbroken slaap voor kinderen van emotioneel beschikbare moeders. Emotioneel beschikbare moeders geven daarbij ook minder aan dat zij vinden dat hun kind slaapproblemen heeft.
Onderzoeken als deze illustreren voor mij mijn aanname dat slaapproblemen bij baby’s over het algemeen niet het probleem zijn van het kind, maar van de ouders. De nabijheid van de moeder en haar bereidheid zich emotioneel aan haar kind te binden, zorgt voor rustige slaap bij het kind. Een moeder die, met wellicht allerlei toeters en bellen of rituelen en dingen, maar zonder emotionele nabijheid, haar kind naar bed brengt, heeft een kind dat de neiging zal hebben vaker wakker te zijn in de nacht, maar deze moeder ervaart bij haar kind ook meer slaapproblemen. Voor mij wijst dit op de onwenselijkheid van slaaptrainingsmethoden voor zeer jonge kinderen.
Een onderzoek van Middlemiss c.s. lijkt dit gevoel te bevestigen. In een slaaplaboratorium werden kinderen tussen 4 en 10 maanden wakker te slapen gelegd en moesten zichzelf troosten en zelfstandig in slaap vallen. Na een dag van gezamenlijke activiteiten werd bij moeders en kinderen het cortisolgehalte in het speeksel geanalyseerd. De waarden bij moeder-en-kind-koppels kwamen overeen. Ook de speekselmonsters genomen tijdens de stressreactie van het kind bij het alleen zijn om te gaan slapen, vertoonden de verwachte overeenkomsten. Op de derde dag van de vijfdaagse slaaptraining vertoonden het gedrag en het cortisolgehalte van het kind een duidelijke dissociatie: zij vertoonden in hun gedrag geen stress meer, maar de cortisolwaarden in hun speeksel waren wel net zo verhoogd als de voorgaande dagen. In reactie op het verminderen en uitblijven van gedragsmatige stress symptomen bij hun kind daalden de cortisolwaarden van de moeders.
Moeder denkt dus dat de slaaptraining werkt: al op de derde dag vertoont haar kind geen stress meer. De babyfluisteraar had dus kennelijk gelijk dat kinderen gewoon even erdoorheen moeten en dan leren ze in no-time om zichzelf te troosten en zelf in slaap te vallen. Maar de afgifte van stresshormonen vertelt een ander verhaal: een kind dat binnen een paar dagen geleerd heeft dat huilen geen zin heeft, er wordt namelijk niet geluisterd en niet gereageerd. En hij lijdt, letterlijk, in stilte.