De interessegebieden in onderzoek rondom borstvoeding fluctueren. Zo heb je nu en dan een hausse rond allergie en rond infecties. De samenstelling van moedermelk was vooral enkele decennia geleden erg in trek. Nu zien we vooral veel onderzoeken die op een of andere manier te maken hebben met overgewicht.
Ook onderzoeken rondom zwangerschap en baring houden zich daarmee bezig. Het is dan ook niet verwonderlijk dat ook de combinatie maternaal gewicht, zwangerschap, baring en borstvoeding wordt onderzocht. Zo onderzochten Zhu et al of het negatieve effect, op een gezond gewicht van het kind, van de gewichtstoename van de moeder tijdens de zwangerschap, door langer borstvoeding kan worden omgekeerd.
Dat is een heel ingewikkelde zin, net als titel van het onderzoek zelf: ”Langer borstvoeding verkleint de positieve correlatie tussen gewichtstoename tijdens de zwangerschap, het geboortegewicht en de groei tijdens de kinderjaren”. Om zo’n zin te begrijpen moeten we even af van de dagelijkse betekenis van positief en negatief. Positief is, in het dagelijkse taalgebruik, goed en negatief slecht. In wetenschappelijke taal betekent positief ja en negatief nee. Zo kan bij een een medisch onderzoek een negatieve uitkomst erg positief uitpakken voor de patiënt. Een negatieve uitkomst betekent dat dat waarnaar werd gezocht niet is gevonden, bij een positieve uitslag werd gevonden wat werd gezocht.
De ”positieve correlatie” betekent dus dat er een verband kan worden gevonden tussen twee onderzochte fenomenen, in geval van dit onderzoek is er een relatie tussen de mate van gewichtstoename van de zwangere, het geboortegewicht van haar kind en zijn verdere gewichtsverloop. In gewone mensentaal betekent dat dat kinderen van moeders die tijdens de zwangerschap veel aankomen meer kans hebben zwaar geboren te worden en als kind ook te zwaar te zijn. Een samenhang wil zeggen dat die factoren met elkaar te maken hebben, niet wat waarvan oorzaak of gevolg is.
Verderop in de samenvatting wordt dan nog vermeld dat ”langer doorgaan met borstvoeding een negatief effect heeft op de factoren ‘gewicht naar leeftijd’ en BMI. De argeloze lezer zal daarvan wellicht schrikken, want negatief is slecht, dus worden kinderen die langer borstvoeding krijgen nu dikker? Nee, gelukkig niet, integendeel. Kinderen van moeders die in de zwangerschap veel aankomen en kinderen die zwaar zijn bij de geboorte hebben een verhoogd risico op latere gewichtsproblemen, waaronder gewicht naar leeftijd en BMI. Het negatieve effect van langer borstvoeding betekent in deze wetenschappelijk taal juist dat die ongewenste effecten minder worden.
En dat is dan juist weer heel positief. Uiteraard is het een heel vreemde manier van kijken, want die kinderen krijgen niet langer dan normaal borstvoeding, maar de meeste kinderen krijgen korter dan biologisch normaal borstvoeding en ondervinden daarvan de negatieve effecten. Korter dan biologisch normaal borstvoeding krijgen is dus nadelig voor een gezonde gewichtsevolutie van kinderen en dit geldt extra voor kinderen die te maken hebben met meer risicofactoren zoals een veel aankomende moeder en een hoog geboortegewicht.
Roza et al deden onderzoek naar het effect van persoonlijke begeleiding door iemand uit de eigen subcultuur. Met name laag opgeleide moeders uit de lagere inkomensgroepen hebben een grotere kans minder exclusief en minder lang borstvoeding te geven en zij hebben ook meerdere risicofactoren voor overgewicht bij hun kinderen. Eerdere onderzoeken hadden ook al aangetoond dat alleen schriftelijke informatie of telefonische begeleiding door zorgverleners bij deze doelgroep minder dan het gewenste effect heeft. Het is met name persoonlijk contact (in combinatie met een kleiner deel telefonisch contact) met mensen uit de eigen subcultuur, die een extra training hebben gehad, het meest succesvol is voor het verlengen van de duur van exclusief borstvoeding geven. De duur van uitsluitend borstvoeding heeft volgens eerdere onderzoeken een voorspellende waarde voor de totale borstvoeding duur.
Wanneer we beide onderzoeken combineren kunnen we ervan uitgaan dat de meeste kwetsbare groep voor overgewicht in de kinderjaren baat heeft bij persoonlijke begeleiding bij borstvoeding door iemand met dezelfde achtergrond.
Yeyi Zhu, Ladia Hernandez, Yongquan Dong, John Himes, Steven Hirschfeld, Michele Forman: Longer breastfeeding reduces the positive relationships among gestational weight gain, birthweight, and childhood growth (1017.11) FASEB J April 2014 28:1017.11
Despite the well-studied relationship between gestational weight gain (GWG) and childhood obesity, little is known about whether breastfeeding protects against obesity through GWG. We investigated the mediation effect of breastfeeding duration on the relationships among GWG, birthweight, and childhood growth in 1464 mothers and their children aged 0-6 y in the National Children’s Study in Anthropometry. Child growth parameters included weight-for-age Z-score (WAZ), height-for-age Z-score (HAZ), weight-for-height Z-score (WHZ), and body mass index Z-score (BMIZ) based on CDC growth references. Structural equation modeling assessed both the direct and indirect effects of GWG on growth. After adjusting for maternal sociodemographic and perinatal covariates, GWG had significant direct effects on HAZ, WHZ, and BMIZ [path coefficients (β) = 0.055, 0.061, and 0.084, respectively]. In addition, birthweight mediated the positive relationships between GWG and all growth parameters whereas breastfeeding duration had negative effects on WAZ (β = -0.067, P < 0.01) and BMIZ (β = -0.09, P < 0.05). Thus, longer breastfeeding reduces the positive relationships among GWG, birthweight, and WAZ/BMIZ. Given that greater effects of breastfeeding duration were observed with increasing GWG, these findings underscore the importance of promoting breastfeeding following pregnancy to mitigate childhood obesity.
Mary Rozga, Pat Benton, Jean Kerver, Beth Olson: Determinants of exclusive breastfeeding cessation in a peer counseling breastfeeding support program for low-income women (1016.4) FASEB J April 2014 28:1016.4
Breastfeeding peer counseling programs have demonstrated efficacy in improving exclusive breastfeeding (EBF) rates, but the impact of specific program protocols on this outcome is unknown. OBJECTIVE: To describe associations between individual and combinations of program components and EBF cessation in a peer counseling breastfeeding support program. METHODS: Data was collected for 5,886 low-income women prenatally enrolled in Michigan’s Breastfeeding Initiative Program from 2005-2011. Cox proportional hazards models and chi-square analyses were used to determine the impact of program components on EBF cessation. “Optimal” quantities of contacts were based on program guidelines. RESULTS: Each home, phone and other contact had a similar impact on risk of EBF cessation at three months postpartum (HR (95% CI): 0.92 (0.89, 0.94); 0.90 (0.88, 0.91); and 0.94 (0.91, 0.98) respectively). Women who received a more in-person and less phone contacts than were considered optimum had the lowest risk of EBF cessation (HR (95% CI): 0.3 (0.2, 0.3)). CONCLUSIONS: The current study demonstrated the importance of in-person contacts between participants and trained peer counselors compared to phone contacts and further demonstrates that the combination of in-person and phone contacts may have an appreciable impact on EBF cessation.