Geplaatst op Geef een reactie

Kieskeurige etertjes

Er werd een bericht over een onderzoek gedeeld in een Facebookgroep voor borstvoeding professionals. Heel opvallend in de erop volgende discussie is dat alle lactatiekundigen (en soortgenoten) de gesuggereerde oorzakelijkheid afwijzen en een duidelijk andere kijk hebben op oorzaken en gevolgen.

[Picky eating linked with psychiatric problems in kids, study finds; oorspronkelijk artikel in Pediatrics: Psychological and Psychosocial Impairment in Preschoolers With Selective Eating; het Abstract is hieronder te lezen.]

Het onderzoek werd uitgevoerd door wetenschappers uit het psychologisch/psychiatrische veld en lactatiekundigen zijn voedingsdeskundigen en gedragsdeskundigen bij uitstek voor het zeer jonge kind. Waar het niet willen eten van diverse voedingsmiddelen vroeger kieskeurigheid werd genoemd en het bijbehorende kind een moeilijke eter, staat het nu als een psychische aandoening in de DSM V (het grote psychiatrisch-diagnostische handboek) als avoidant/restrictive food intake disorder (ARFID) (beschrijving op Wikipedia). Het is daarmee verheven tot een psychiatrische aandoening, in het spectrum van de eetstoornissen. Er is dan wat discussie of de kieskeurigheid leidt tot een psychische aandoening of dat de aandoening in de hersenen de kieskeurigheid veroorzaakt, maar het blijft in de hersenen huizen.

130319135841-hm-baby-solid-food-00000924-story-topNu zijn er uiteraard aandoeningen in de hersenen die tot problematisch eetgedrag kunnen leiden, bijvoorbeeld binnen het autistisch spectrum. Maar dat wil nog niet zeggen dat elk kieskeurig eetgedrag een psychische stoornis is, of er door wordt veroorzaakt. Problematisch eten kan zeker wel op termijn leiden tot psycho-socio-emotionele problemen, wanneer het het normaal functioneren belemmert. Het kan ook leiden tot lichamelijke klachten zoals een verminderde darmfunctie en deficiëntie ziekten. De verzamelde babyvoeding deskundigen waren het erover eens dat kieskeurige eters, zonder co-morbiditeit in de zin van psychische aandoeningen die tot kieskeurigheid of voedsel rituelen leiden, hun basis al hebben in vroege voedingsomstandigheden en/of lichamelijke restricties. Belangrijke groepen probleemveroorzakers zijn het voedingsbeleid bij zuigelingen, voedselallergie en orale mobiliteitsbeperking.

Het voedingsbeleid voor zuigelingen is vaak onderhevig aan allerlei beperkingen van de eigen regie van het kind, waardoor hij de signalen van zijn lichaam (honger, dorst, verzadiging, …) leert wantrouwen en vervolgens negeren. Vervolgens krijgt hij voedsel dat nauwelijks als zodanig herkenbaar is en in plaats van vast voedsel is het semi-vloeibaar en daarmee leer je niet kauwen. Vervolgens wordt het semi-vloeibaar met stukjes en dat is vragen om problemen met kauwen, door de mond bewegen en slikken. Een negatieve voedingservaring die een basis kan leggen voor latere eetproblematiek. Kinderen die naast de volledig vloeibare voeding direct beginnen met werkelijk vast voedsel (”Rapley methode” of ”Kleintjes methode”), herkenbaar als voedsel en met diverse structuren, leren kauwen en slikken van gekauwd voedsel. Dat is een positieve voedingservaring. Een ander aspect van het voedingsbeleid is het proberen opdringen van voedsel, bordjes leegeten en afleidingsmanoeuvres. Dit leert kinderen vooral dat zij zelf niets in te brengen hebben en dat hun eigen lichaamssignalen waardeloos zijn. Het legt ook de basis voor een machtsstrijd, want voedsel weigeren krijgt elke ouder op de kast.
DSC_0259Beperkingen in de orale bewegingsmogelijkheden, bijvoorbeeld tong- en lipriempjes, kunnen het goed kauwen en slikken moeilijk tot onmogelijk maken. Kinderen zullen in dat geval weigeren voedsel te eten wat ze niet goed kunnen kauwen en slikken. Dat is gewoon een ingebouwde veiligheid. Kinderen die door tong- of lipriembeperkingen niet goed kunnen kauwen en slikken hebben vaak ook al problemen gehad met goed aan de borst drinken of zelfs met uit een fles drinken. Naast het weigeren van sommige soorten voedsel kan dit soort beperkingen ook de oorzaak zijn voor een niet goed functionerende spijsvertering (als je niet goed kunt slikken, komt je voedsel verkeerd in de maag en dan is de start van het spijsverteringsproces al niet goed). Eten is met zo’n mobiliteitsbeperking ook erg vermoeiend door een verkeerde spierbelasting en het kan leiden tot chronische hoofdpijn en spierpijn in de nek-schoudergordel en daardoor in de rug en de armen.

Allergieën en intolerantie, tenslotte, kunnen er de oorzaak van zijn dat kinderen uit zelfbescherming voedsel groepen niet willen eten. Het heeft in dat geval vrij weinig zin om ze door middel van gedragsmodificerende therapieën toch aan het eten van die voedingsmiddelen te krijgen. Het is namelijk geen gedragsprobleem, maar een medisch probleem. Beter is het in dat geval precies uit te zoeken welke voedingsmiddelen of nutriënten het kind niet verdraagt en vervolgens zijn menu op te bouwen uit voedsel dat hij wel verdraagt.

Abstract

OBJECTIVE: We examined the clinical significance of moderate and severe selective eating (SE). Two levels of SE were examined in relation to concurrent psychiatric symptoms and as a risk factor for the emergence of later psychiatric symptoms. Findings are intended to guide health care providers to recognize when SE is a problem worthy of intervention. METHODS: A population cohort sample of 917 children aged 24 to 71 months and designated caregivers were recruited via primary care practices at a major medical center in the Southeast as part of an epidemiologic study of preschool anxiety. Caregivers were administered structured diagnostic interviews (the Preschool Age Psychiatric Assessment) regarding the child’s eating and related self-regulatory capacities, psychiatric symptoms, functioning, and home environment variables. A subset of 188 dyads were assessed a second time ∼24.7 months from the initial assessment. RESULTS: Both moderate and severe levels of SE were associated with psychopathological symptoms (anxiety, depression, attention-deficit/hyperactivity disorder) both concurrently and prospectively. However, the severity of psychopathological symptoms worsened as SE became more severe. Impairment in family functioning was reported at both levels of SE, as was sensory sensitivity in domains outside of food and the experience of food aversion. CONCLUSIONS: Findings suggest that health care providers should intervene at even moderate levels of SE. SE associated with impairment in function should now be diagnosed as avoidant/restrictive food intake disorder, an eating disorder that encapsulates maladaptive food restriction, which is new to the Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders, Fifth Edition.

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.