Gonneke van Veldhuizen – Staas, lactatiekundige NLG
©2001; herzien 2005, 2006; geheel herzien 2016; herzien 2018, 2021
Inleiding
Inbakeren was en is in veel tijden en culturen een veel gezien gebruik. Vaak is het opgenomen in de traditionele gebruiken, waarvan men het nut of de reden is vergeten. In andere situaties werd het gebruikt om kinderen tijdens het werk van de moeder veilig te kunnen wegleggen. In sommige culturen denkt men dat kinderen door ze strak gestrekt in te bakeren rechte ledematen zullen krijgen.
In Nederland is inbakeren in het begin van de vorige eeuw in onbruik geraakt. De vernieuwde inzichten in de gezondheidszorg leerden dat kinderen van jongs af aan, naast goede en voldoende voeding, frisse lucht en bewegingsvrijheid nodig hebben om zich goed te kunnen ontwikkelen. Sinds enkele decennia is de gewoonte van het inbakeren in Nederland begonnen aan een rentree. Met name door de publicaties van de antroposofische consultatiebureau verpleegkundige Ria blom zijn moeders geïnteresseerd geraakt in deze methode en zijn ook reguliere consultatiebureaus het gaan aanbevelen als middel om huilbaby’s en anderszins onrustige en ‘veeleisende baby’s’ te kalmeren. Inbakeren wordt in enkele medisch-verpleegkundige richtlijnen opgenomen bij interventies voor het behandelen van excessief huilen en (veronderstelde) slaapproblemen.
Wat is inbakeren en hoe worden kinderen ingebakerd
Inbakeren is het meer of minder volledig en meer of minder strak inwikkelen of inpakken van een kind in doeken. Er zijn verschillende manieren. De
meest losse vorm is een omslagdoek die luchtig om de baby wordt geslagen of gewikkeld, waarbij de eigen houding van het kind wordt gevolgd. Een andere manier is om een doek vrij strak om het bovenlijfje te wikkelen, waarbij de handjes bij het hoofdje zijn en eventueel gekruist over de borst liggen; om de beentjes is slechts losjes een doek geslagen.
Strakker wordt al de methode waarbij weliswaar de beentjes hun eigen gang kunnen gaan in de losse doek, maar waarbij de armpjes met gestrekte handjes langs de zijden worden gefixeerd met een stevig vastgemaakte doek.
De meest strakke methodes zijn die waarbij zowel de armpjes als de beentjes gestrekt worden, met gestrekte handjes en voetjes en zeer stevig gewikkelde en vastgezette doeken. De bewegingsvrijheid van het kind is hierdoor volledig beperkt. Deze methode doet sterk denken aan een dwangbuis voor lastige of agressieve psychiatrische patiënten.
Bij traditionele methoden wordt, afhankelijk van de cultuur, daarnaast gebruik gemaakt van lange linten om de baby en de doeken vast te strikken of een plankje om de ingebakerde baby op te fixeren. Bij veel traditionele inbaker methoden is de bewegingsvrijheid van het kind tot nul gereduceerd.
Waarom worden hier en nu kinderen ingebakerd
In traditionele culturen bakert men in om het kind veilig te kunnen wegleggen terwijl de moeder werkt of om rechte ledematen te krijgen. Veel ouders wikkelen van nature losjes een omslagdoek om hun kind als hij even wordt neergelegd. Zo blijft hij warm en voelt hij zich niet zo verloren in de grote ruimte. In de zorg voor baby’ s die verslaafd ter wereld komen en bij te vroeg geboren kindjes wordt een methode gebruikt die de handjes bij het hoofdje houdt en die de beentjes speelruimte laat; het kind ligt hierin op een manier die te vergelijken is met de houding in de baarmoeder of met de houding van een kind dat in een draagdoek ligt. Voor huilbaby’s, baby’s met ongewenst gedrag en baby’s die moeilijk slapen, wordt inbakeren gebruikt om prikkels te verminderen, zowel van buitenaf als die van het kind zelf, waardoor het kind rustig gedrag vertoont en langer aaneengesloten slaapt.
Deze laatste redenen om te bakeren, gaan precies in op de vragen en twijfels die veel ouders tegenwoordig hebben en lijken op het eerste gezicht heel zinnig. Men denkt dat het kind zich niet gedraagt hoe het zich moet gedragen. Men vindt, denkt, dat een kind een bepaald aantal keren per etmaal moet/mag eten en een bepaald aantal keren een bepaalde tijd moet/mag slapen. Veel moeders werken buitenshuis en ook bij de oppas of op het kinderdagverblijf vindt men dat baby’s zich volgens een bepaald patroon horen te gedragen. Maar klopt dit beeld wel? Laten we dit eens nader bekijken:
‘’Er zijn baby’s die elke anderhalf tot twee uur aan de borst drinken en om de haverklap een dutje doen in plaats van drie tot vier keer per dag twee uur achtereen te slapen.’’
Wat hier wordt gepresenteerd als normaal (om de drie-vier uur eten en enkele keren per dag een aantal uren aaneengesloten slapen) is biologisch gezien juist niet normaal. De ontwikkeling en het spijsverteringssysteem van de baby en de samenstelling van menselijke melk zijn een aanduiding voor de manier waarop een mensenkind zou moeten eten. Het spijsverteringssysteem is bij de geboorte nog niet volledig ontwikkeld, de maag is ongeveer zo groot als het gebalde vuistje van het kind zelf en moedermelk bevat naast alle belangrijke voedingsstoffen en beschermende factoren veel suiker en erg veel water. De hersenen en het zenuwstelsel, die ook nog onvolledig ontwikkeld zijn bij de geboorte, hebben een constante toevoer van suikers en specifieke vetten nodig om zich goed te kunnen ontwikkelen. Uit deze feiten is af te leiden dat mensenkindjes eerder vaker dan 10 keer per etmaal moeten eten dan minder. Het moge duidelijk zijn dat lange slaapperioden dan niet mogelijk en dus ook niet gewenst zijn. De neurologische ontwikkelingsstatus bij de geboorte, de samenstelling van de melk en het daarmee samenhangende voorkeurspatroon van voeden en slapen zijn samen aanduiding voor de noodzaak voor het jonge kind om het overgrote deel van elk etmaal in de directe nabijheid van zijn moeder te zijn, frequent te eten en frequent kort te slapen.
Ontwikkelingspsychologie
Ontwikkelingspsychologisch onderzoek wijst uit dat intensieve moeder en kind nabijheid in de eerste levensfase een belangrijke factor is bij een stabielere psycho-emotionele ontwikkeling en een betere vaardigheid in het aangaan en onderhouden van duurzame relaties in het verdere leven en het omgaan met stress. Vanuit de wetenschap van de fysieke en psychologische ontwikkeling van het kind gezien is het dus volledig normaal dat een kind vaak aan de borst gaat en vaak een beetje slaapt. Alleen in een bedje, zonder menselijk contact, lange slaapperioden doormaken en een beperkt aantal grote maaltijden zijn vanuit datzelfde oogpunt eerder ongewoon en minder gewenst. Men verwart vaak het normale gedrag van een baby (vaak een beetje eten, vaak een beetje slapen, met de handjes spelen, met de beentjes trappelen) met ongewenst gedrag (oververmoeidheid en ‘jengelgedrag’).
Slaapgedrag
Over het slaapgedrag stellen de voorstanders van met name de strakke methodes van inbakeren dat het kind zichzelf wakker houdt, doordat het wakker schrikt als het zijn armpjes en beentjes beweegt. Men lijkt hiermee te stellen dat de baby moe is en slaap nodig heeft, maar vervolgens met opzet met zijn armpjes gaat zwaaien om wakker te blijven. Het lijkt alsof men denkt: hij ís wel moe en zou móéten slapen, maar hij wíl niet slapen. Kindjes die alleen in een bedje te slapen worden gelegd, op de rug, want dat moet in verband met wiegendood, gaan inderdaad op het moment van in slaap vallen vaak met de armen zwaaien. Dit zwaaien is een normale reflex en is het gevolg van een gevoel van onveiligheid. Op de rug liggend zonder steun en grens is het kind weerloos en kan het zichzelf niet afsluiten. Iedereen heeft wel eens ervaren dat op het moment van in slaap vallen er een ervaring is alsof je van een stoepje valt, je schrikt, wordt weer een beetje wakker en valt vervolgens in slaap. Een jonge baby die dit gevoel heeft, heeft hierop een sterke reflexmatige reactie, de mororeflex, die gepaard gaat met het zwaaien met en/of spreiden van de armpjes en hij wordt hier helemaal wakker van. Een op zijn rug liggend ingebakerd kind heeft hier inderdaad geen last van, want hij kan zijn armen niet meer bewegen. Het gevoel van vallen en de reflex die erop wil volgen zijn er echter nog wel degelijk.
Vermaak programma
‘’’kinderen krijgen een ‘vermaak programma’ aangeboden en worden steeds in slaap geholpen in plaats van uit zichzelf in slaap te leren vallen.’’ Een vermaak programma is inderdaad niet goed voor een kind. Het houdt het eerder wakker en alert dan dat het slaapverwekkend is. De nabijheid van de moeder, die bezig is met haar normale bezigheden, gecombineerd met de mogelijkheid tot frequente voedingen aan de borst, geven het kind voldoende mogelijkheden en rust om te slapen als dit nodig is. De nabijheid van de moeder, bijvoorbeeld in een draagdoek, met een naar de moeder gekeerd lijfje en gezicht), is ook een filter tegen al te veel andere indrukken van buitenaf (de ‘’vermaak programma’s’’ die het kind al te wakker en alert houden.
Wat er op inbakeren tegen is
De methodes van inbakeren waarbij het kind strak en volledig gestrekt wordt ingebakerd hebben een negatieve invloed op het beginnen met en in stand houden van de borstvoeding, strekken het lichaam van het kind in een onnatuurlijke en potentieel gevaarlijke houding, leiden de aandacht af van potentieel gevaarlijke situaties en lichamelijke gebreken die behandeld zouden moeten worden, zijn mogelijke een factor bij wiegendood, veroorzaken fysieke verwijdering tussen moeder en kind en vergroten mede daardoor het risico van een verstoorde hechting.
Borstvoeding
Zeker in de eerste weken, als het kind het drinken aan de borst nog moet leren, spelen de handjes een grote rol. De baby heeft de handjes nodig om de borst te vinden en om aan te happen. Ze helpen hem met de oriëntatie in de ruimte. Vlak na de geboorte ruiken zijn handjes naar vruchtwater en die geur ligt dicht bij de geur van tepel en tepelhof, waardoor het vinden van de borst mogelijk wordt. De fysieke scheiding van moeder en kind die inherent is aan bakeren (het idee van inbakeren is immers dat het kind dan stil en alleen lang zal slapen) is een grote inbreuk op het systeem van vraag en aanbod en dus op de melkproductie en de melkinname. De strak ingebakerde baby kan ook nauwelijks nog signalen geven dat hij een voeding nodig heeft (ofwel omdat hij diep en lang slaapt en het zelf niet eens merkt, ofwel omdat er niets te bewegen valt om signalen mee te geven) en de moeder is minder geneigd om op haar baby te letten of hij eventueel signalen geeft, omdat zij haar kind niet direct bij zich in de buurt heeft.
Fysieke ontwikkeling
Een pasgeboren kind heeft een nog zeer onvolledig ontwikkeld lijfje, het skelet is haast nog zacht als boter en de gewrichten zitten nog maar losjes in elkaar. Het is nog heel gevoelig voor (letterlijke) indrukken van buitenaf. De Chinezen gebruikten dit gegeven voor het inbinden van de voetjes van de meisjes, zodat deze hun leven lang klein en verfijnd zouden blijven. We zien het ook bij kinderen die een voorkeurshouding hebben: zij ontwikkelen een afplatting op het hoofd op de plaats waar zij steeds het matras raken. Kinderen die flesvoeding krijgen of veel op een fopspeen zuigen, krijgen een vervorming van het gehemelte, waardoor dit spitser en smaller wordt en er een grote kans is dat de tanden later onvoldoende plaats hebben om een recht gebit te vormen. Bij strakke en volledig gestrekte methoden van inbakeren worden alle gewrichten van de baby gefixeerd in de fysiologisch minst gewenste houding. Met name de heupen kunnen hier niet tegen en er is dus een zeer sterk verhoogd risico van heupluxatie, waardoor een spreidbroek nodig is. Men kan bij kinderen, die relatief veel tijd ingebakerd doorbrengen (alle slaaptijden samen zijn 12 tot 18 uur per etmaal voor een jonge baby, dus 50 tot 75% van elk etmaal), zien dat zij ook in niet-gebakerde toestand hun ledematen gestrekt houden, waarbij de armen slap langs het lijf gestrekt liggen en de benen eindigen in gespitste voeten. De normale, fysiologische houding voor een baby in rust is met gebogen gewrichten en met bewegende ledematen tijdens spel en actieve bezigheden.
Ziekte en verwondingen
Een kind dat strak is ingebakerd kan minder goed voelen en laten merken als er iets niet goed is. Zo kunnen eventuele ziekten of verwondingen over het hoofd worden gezien. Dit is over het algemeen een gevaar van het interpreteren van huilen als ongewenst gedrag dat moet worden bestreden. Kinderen die onrustig zijn en huilen, omdat ze een spijsverteringsprobleem hebben of allergisch zijn, raken dit probleem niet kwijt door het te ontkennen. Ook als de baby niet meer huilt of onrustig is, blijft het probleem bestaan en kan ongemerkt verergeren een stijgend aantal kinderen loopt tijdens de geboorte een verwonding of vervorming aan het hoofd, de wervelkolom of de botstructuur van de schoudergordel op. Zij kunnen daardoor allerlei problemen hebben zoals pijn, moeilijk drinken, slikken en verteren, mogelijk overmatig spugen of reflux en asymmetrische ontwikkeling. Zij zijn vaak onrustig en huilen veel. Kinderen met dergelijke verwondingen onbeweeglijk vastbinden in een onnatuurlijke houding zal de verwondingen eerder verergeren en eventueel laten vastgroeien, dan dat ze erdoor worden genezen. Dit kan op korte en lange termijn ernstige gevolgen hebben voor de gezondheid, de ontwikkeling en de schoolresultaten.
Wiegendood
Het risico van oververhitting – een belangrijke factor bij wiegendood – is vooral bij strak inbakeren groot, ook als het kind geen koorts heeft. Daarnaast heeft een baby die kunstmatig lang en diep in slaap gehouden wordt een veel groter risico om te stoppen met ademhalen en dus dood te gaan. Juist omdat hij zich niet kan bewegen en zichzelf wakker maken. Dit risico wordt sterker wanneer het kind ingebakerd in een eigen kamertje verblijft en zich daardoor niet kan richten op de ademhaling en verdere geluiden van de ouders. Kinderen die worden ingebakerd lopen in alle slaaphouding een groter wiegendood risico dan niet ingebakerde kinderen. Het overlijdensrisico stijgt bij het toenemen van de leeftijd, vanaf ongeveer vier maanden, vooral wanneer het kind al pogingen gaat doen zelf om te rollen van rug naar buik, want een ingebakerd kind kan dan zelf nog niet terug rollen. Ingebakerd op de buik slapen is de grootste risicofactor in dit verband.
Verwijdering
Door een kind in te bakeren is de noodzaak om het kind in armen te houden verdwenen en kan het kind om het even waar veilig worden weggelegd. Dit kan een negatief effect op de hechting tussen moeder en kind hebben, omdat het de moeder meer afstandelijk maakt en minder gevoelig voor de signalen en behoeften van haar kind (voor zover het in strak ingebakerde toestand nog signalen geeft). Dichte fysieke nabijheid zorgt bij moeder en kind voor de afgifte van hormonen die helpen bij het ontwikkelen van veilige hechting van het kind.
Ontkenning
Een ander groot bezwaar tegen het routinematig gebruiken van het inbakeren bij alle kinderen die niet passen in het beeld dat men heeft over het gedrag van baby’s is wel dat het een ontkenning is van de baby als mens en individu en dus van de biologische, emotionele en psychologische behoeften die hij heeft. Dit geldt voor het routinematig inbakeren volgens alle methoden, maar sterker voor de strak gestrekte methodes. Daarnaast leert het kind dat het de signalen van zijn eigen lichaam niet kan vertrouwen.
Is inbakeren dan nooit goed?
Er zijn situaties waarin inbakeren therapeutisch kan worden toegepast onder gecontroleerde omstandigheden. Te vroeg geboren baby’s, die geen kangoeroe moeder zorg krijgen en kinderen die verslaafd geboren worden en niet voldoende reageren op het dragen in een doek en veel lichamelijke aandacht kunnen, mits op de goede manier gebakerd, daar zeker baat bij hebben. Ook baby’s die ondanks veel dragen en een goede manier van borstvoeding geven toch ontroostbaar blijven huilen, kunnen behoefte hebben aan de afgezonderde rust van het ingebakerd zijn. Een goede manier van bakeren houdt de baby in een niet-gestrekte houding en houdt de handjes bij het lichaam, bij elkaar of elkaar kruisend over de middenlijn, net onder het hoofdje. Hierbij moet worden aangetekend dat een (ogenschijnlijk) gezond kind dat niet reageert op lichamelijke nabijheid, koestering en frequente borstvoeding moet worden onderzocht op mogelijke ziekten of aandoeningen. Ernstig allergische kinderen zullen meer baat hebben bij koestering en borstvoeding door een moeder die op dieet is, dan van inbakeren. Ook bij onvermijdelijke scheiding van moeder en kind waar het niet mogelijk is dat het kind in de directe nabijheid van een ander mens is, is niet-strak inbakeren volgens een handjes bij het hoofdje methode een goed alternatief.
Maar wat moet je dan?
Meer en meer moeders gaan hun baby inbakeren. Hierin worden ze vaak gesteund door het consultatiebureau of ze worden zelfs door het consultatiebureau op deze mogelijkheid gewezen. De aanbevelingen van het consultatiebureau en de boekjes die er over geschreven zijn, berusten geenszins op wetenschappelijk onderzoek. Het is een herontdekte gewoonte die goed aansluit bij het kindbeeld dat past in onze huidige westerse maatschappij.
Huilen bij alleen zijn, vaak een beetje willen drinken en bij mama willen zijn, zijn allemaal volslagen normale gedragingen voor een mensenbaby. De meest natuurlijke manier om op deze basisbehoeften van een baby in te gaan, is door hem bij je te dragen, bij voorkeur in een draagdoek of ergonomische drager (in een niet ergonomische draagzak hangt het kind in een gestrekte houding met afhangende armpjes en onevenredig veel druk op het kruis). In een draagdoek is het kind stevig begrensd en voelt het zich beschut in de nabijheid van zijn moeder. De borst is dichtbij voor de frequente kleine slokjes en de moeder kan na enige oefening voeden terwijl de baby in de doek zit en terwijl zij verder gaat met haar bezigheden. De rust van de veiligheid en het ritme van het moederlichaam geven het kind de rust en ritme die hij nodig heeft.
Onderzoek
In het Wilhelmina kinderziekenhuis is een onderzoek gedaan naar inbakeren. De vraagstelling van het onderzoek was: helpt inbakeren bij huilbaby’s? Het antwoord was natuurlijk op voorhand al duidelijk: ja, het helpt bij huilbaby’s, want dat is de ervaring van moeders die inbakeren: ingebakerde baby’s huilen minder. Maar daar schiet je niets mee op, met dat weten. De vraag moet om te beginnen zijn:
Waarom huilen baby’ s zoveel?
Urenlang huilen (in de zorg geldt als regel dat tot 3 uur per dag huilen normaal is, excessief huilen wordt gedefinieerd als [3×3] minimaal drie uren per dag, minimaal drie dagen per week gedurende minimaal drie weken) is een heel a-typisch gedrag voor een gezonde zuigeling. Huilen is een schreeuw (letterlijk) om hulp. Een zuigeling heeft een heel arsenaal van communicatiemogelijkheden: lichaamstaal en bewegingen, geluidjes en mimiek. Als hierop niet wordt gereageerd, worden deze pogingen tot communicatie versterkt: heftiger bewegen, luidere geluidjes. Als hierop nog steeds niet wordt gereageerd gaat het kind over naar de alarmtoestand: hij heeft iemand nodig en er is kennelijk niemand in de buurt. Dat is een potentieel gevaarlijke situatie die onmiddellijk moet worden opgelost en dus zet het kind zijn laatste communicatiemiddel in: hij zet een keel op. Of, in geval van blijvend huilen ook wanneer het kind wordt opgenomen en gekoesterd of gevoed, is huilen een uiting van gevaar of pijn.
Andere vragen kunnen zijn:
Waarom willen baby’ s zo vaak aan de borst?
Of:
waarom worden baby’ s zo vaak wakker ’s nachts?
Het antwoord daarop is heel simpel: omdat ze zo gemaakt zijn. Mensen zijn, biologisch gezien, zoogdieren die hun jong bij zich dragen. Diersoorten die dat doen, voeden hun jong zeer frequent of voortdurend, bijvoorbeeld mensapen of kangoeroes.
Blauwdruk
In de menselijke blauwdruk leven wij niet in een veilig huis in een omgeving zonder roofdieren, maar in een natuurlijke omgeving met meer of minder dichtbij meer of minder gevaarlijke dieren. Mensen zijn van oorsprong diersoorten die hun kind bij zich houden. Er is geen reden (in deze blauwdruk) om veel herrie te maken om aandacht te krijgen, want er is altijd iemand dichtbij. Daarbij is het huilen van een kind of een jong dier gevaarlijk, omdat roofdieren dit geluid herkennen als komend van een jong en dus weerloos prooidier. Deze wetenschap ligt diep verankerd in onze instincten en dus zal een baby niet zomaar gaan huilen en daarom voelen veel mensen zich zo naar als ze een baby horen huilen. Huilen is dus een uiterste middel ofwel een uiting van opperste frustratie, angst of pijn. Veel, vaak en ontroostbaar huilen is altijd een reden om het kind heel goed te bekijken en te onderzoeken wat er mis is. Baby’s huilen nooit om hun zin te krijgen of om hun ouders naar hun hand te zetten, maar altijd omdat er iets aan de hand is – ook als wij niet weten wat dat kan zijn.
Nabijheid
Tegemoet komen aan die basisbehoefte van het kind aan menselijke nabijheid is voor de meeste kinderen voldoende om het huilen te reduceren tot nagenoeg niets. Toch lijken er meer en meer kinderen te zijn die ondanks dat ze veel worden gedragen en nooit alleen zijn toch veel huilen. Wellicht speelt hier onze cultuur met zijn overdaad aan impulsen een rol. Het is heel moeilijk om je volledig af te sluiten van alle storende invloeden van geluids-, licht- en andere golven. Je kunt dit vergelijken met een voedselallergie of overgevoeligheid. Dingen die door de een moeiteloos worden verwerkt, zijn voor het systeem van de ander een te grote belasting. Voor deze kinderen is dragen in een draagdoek, dicht tegen hun moeder en zoveel mogelijk afgesloten van de buitenwereld een optie. De impulsen van de buitenwereld worden dan als het ware eerst door de moeder opgevangen en gedoseerd aan het kind doorgegeven. Maar voor sommige kinderen is ook dit niet genoeg. Het is goed dan eerst te kijken of er een ziekte of allergie in het spel is. Een kind dat voortdurend pijn heeft, voelt zich uiteraard ook dicht bij zijn moeder nog ziek. Het is beslist niet denkbeeldig dat een ontroostbaar huilende baby een ziekte, verwonding of afwijking heeft. Wordt nu zo’ n baby ingebakerd, dan zal het huilen verminderen, maar de afwijking wordt niet behandeld en kan voor grotere en wellicht minder goed te behandelen problemen zorgen. Met het voortschrijden van de medicalisering van de baring groeit het aantal kinderen met een lichamelijk geboortetrauma in het hoofd-halsgebied. Dit trauma kenmerkt zich door bijvoorbeeld een onrustige baby, baby die veel huilt, drink probroblemen, overstrekte houding, voorkeurshouding van het hoofd met afplatting. Na diagnose en behandeling door een daarin gespecialiseerde zorgverlener, verandert het kind vaak opmerkelijk van het ene moment op het andere.
Veilig inbakeren
Ouders die na het overwegen van de mogelijke risico’s toch willen inbakeren, bijvoorbeeld omdat andere opties onvoldoende resultaat geven, of omdat de ouders even adempauze nodig hebben bij een excessief huilende baby, kunnen ervoor kiezen dit op een zo veilig mogelijke manier te doen.
- Baker nooit een kind in dat koorts heeft of pas is ingeënt.
- Baker niet in in de kraamweek
- Baker geen kinderen in die ouder dan vier maanden zijn.
- Leg een ingebakerd kind enkel op de rug.
- Zorg voor een veilige ligplaats, die voldoet aan de richtlijnen voor veilige bedjes.
- Zorg voor voortdurend visueel contact
- Zorg dat de beentjes vanaf de heupen volledige bewegingsvrijheid hebben, bijvoorbeeld door een ruime trappelzak te gebruiken.
- Leg de armpjes op de borst, eventueel gekruist over de middenlijn en/of net onder de kin.
- Zorg voor voldoende ruimte voor de longen om uit te zetten bij de ademhaling.
- Voorkom losse doeken waarin het kind zich kan verstrikken of die voor het gezichtje komen.
Bekijk ook: een lezing van Linda Smith, IBCLC. Zeer goed gedocumenteerd. Het geeft een uitstekend overzicht van de literatuur rond inbakeren. Conclusie: liever niet, niet als eerste interventie voor het oplossen van problemen en vooral niet als routine en preventie.
Literatuur
- Anna s. Pease, peter j. Fleming, fern r. Hauck, rachel y. Moon, rosemary s.c. horne, monique p. L’hoir, anne-louise ponsonby, peter s. Blair: swaddling and the risk of sudden infant death syndrome: a meta-analysis. Pediatrics may 2016, doi: 10.1542/peds.2015-3275
- Clarke, n. M. “swaddling and hip dysplasia: an orthopaedic perspective.”Archives of disease in childhood1 (2014): 5.
- Day lr: the history, benefits and risks of swaddling babies. Journal of health visiting 2015 3:4, 202-208
- Russell, ck., volpe, le, ball, hl.: sudden infant death syndrome. In: alvergne, a, jenkinson, c, faurie, c (2016): evolutionary thinking in medicine: from research to policy and practice. Springer international publishing.
- Harutyunyan s: pediatrics and infant nutrition in armenia. The armenian daily online, 2002
- Widstrom a: lessons from sweden: aren’t babies clever? Http://www.acegraphics.com.au/articles/widstrom01.html
- Chaarani mw, al mahmeid ms, salman am: developmental dysplasia of the hip before and after increasing community awareness of the harmful effects of swaddling. Orthopedics section, department of surgery, hamad medical corporation, doha, qatar
- Who over negatieve invloed inbakeren op borstvoeding en daarmee op de gezondheid van het kind:http://www.euro.who.int/nutrition/infant/20020730_1?language=english
- Mckenna jj: rethinking normal infant sleep. Http://www.labouroflove.org/babies/sleeping/rethinking-normal-infant-sleep/
- Mckenna, thoman e, sadeh a, anders t et al: infant-parent co-sleeping in evolutionary perspective: implications for infant development and the sudden infant death syndrome. In press.
- Mckenna j: an anthropological perspective on the sudden infant death syndrome (sids): the role of parental breathing cues and speech breathing adaptations. Med anthropol 1986; 10(1) special issue.
- Mckenna j, mosko s, dungy c, mcanninch j: sleep and arousal patterns among co-sleeping mother-infant pairs: implications for sids. Am j physical anthropol 1991; 83:331-47.
- Dettweyler k: breastfeeding: biocultural perspectives. : aldine de gruyter
- Dettweyler k: verzamelde artikelen. Http://www.borstvoeding.com/dettwyler/index.html (nederlandse vertaling) ofhttp://www.dettweyler.org/dettwyler.html(originele teksten)
- Hunt j: the dangers of holding therapy. Http://www.naturalchild.com/jan_hunt/holding_therapy.html