Geplaatst op Geef een reactie

Borstenbabbel

Borsten zijn er in alle soorten en maten, kleuren en vormen. De variëteit is zo groot dat er geen twee borsten hetzelfde zijn en geen enkele borst blijft vanaf het begin lang hetzelfde.

Eerder verschenen in 2012. Titelfoto: Blote Barbies in alle soorten, maar met identieke, onrealistische borsten.

Volgens een zorgverlener die eens kneep in de vulling van haar F-cup had mijn zus vleesborsten waar geen melk uit zou komen. Op miraculeuze wijze heeft zij haar vier kinderen met uitstekend gevolg elk maandenlang aan die borsten gevoed. Zouden die kinderen vleesbouillon gehad hebben?

Ik ken ook frêle moeders met borsten die met het blote oog nauwelijks waarneembaar zijn die beren van kinderen voeden. Net zo min als je aan de omvang van iemands hoofd zijn intelligentie kunt afmeten, kun je de maat van de borst als maat voor lactationele functionaliteit nemen.

Het  werkzame bestanddeel van de borst is het klierweefsel. Dit is echter niet het onderdeel dat bepalend is voor de maat en het model. Vet- en bindweefsels zijn daarvoor belangrijker. De hoeveelheid vet bepaalt over het algemeen de uiteindelijke maat en het bindweefsel het model en de duurzaamheid van het model. Bindweefsel heeft de neiging om te verslappen bij het ouder worden en dat is de reden dat borsten gaan hangen. Het zwaarder worden, door toename van vetweefsel of als gevolg van klierweefselgroei tijdens de zwangerschap en in mindere mate tijdens de lactatie, versnellen dat proces.

een houding gevenDe vorm en maat van de borst, de tepel en de tepelhof zijn voornamelijk buitenkant dingen die bepalen of ‘’men’’ ze mooi vindt of niet. De functionaliteit zit van binnen en is van buitenaf nauwelijks te beoordelen. Gelukkig is het bij het overgrote deel van alle vrouwen die zwanger werden en baarden onwaarschijnlijk dat die borsten ineens niet zouden functioneren. Zolang er sprake is van enige klierweefsel ontwikkeling en hormonale werking zou er geen probleem moeten zijn. De een heeft wat meer klierweefsel ontwikkeld dan de ander en bij sommigen werken de hormonen wat vlotter dan bij de ander, maar zelfs als een van beide (of allebei) wat aan de magere of trage kant zijn, moet er met voldoende aanmoediging voldoende melkaanmaak en –afgifte mogelijk zijn om een kind gezond te laten groeien en ontwikkelen. De meeste moeders kunnen ook voor een tweeling met enige aanpassing voldoende melk maken en ook drie of meerdere kinderen kunnen volledig door dezelfde moeder worden gevoed, hoewel niet alle moeders dat kunnen.

En sommige moeders hebben inderdaad moeite om voldoende te produceren voor één. Waar dat aan ligt? Niet aan de maat, het model, de kleur of de tepel. Waaraan wel is moeilijker vast te stellen. In aanleg weinig klierweefsel, te weinig ontwikkeling van klierweefsel tijdens de zwangerschap of te lage hormonale activiteit of een combinatie van deze factoren zijn allemaal mogelijk. Soms is in aanleg alles goed, maar is er ooit een verwonding in de borst geweest (verbrand als kind, ongeluk, operatie, infectie, …) waardoor er klierweefsel verloren is gegaan, verbindingen verbroken zijn of geen signalen meer voor hormonale impuls worden gegeven. Of er mist iets in de hormonale werking: te weinig prolactine afgifte of belemmering van prolactine afgifte door medicatie of baringscomplicaties.

Dan zijn er nog de psycho-socio-emotionele factoren. Deze factoren kunnen ertoe leiden dat de moeder ervan overtuigd is dat haar lijf het niet doet of niet zal doen, dat zij geen melk kan maken of dat deze van inferieure kwaliteit is. Vrouwen met negatieve lichaamservaringen (waaronder mishandeling en misbruik als kind, tiener of volwassene, binnen of buiten gezin of familie) kunnen ook moeite hebben met borstvoeding geven of met het idee alleen al. Ik wil deze vrouwen met klem aanraden hiervoor professionele hulp te zoeken. Ook vrouwen met een voor henzelf of anderen niet te verklaren aversie tegen alleen al het idee van borstvoeding zouden daarover met een deskundige kunnen praten. Dit valt buiten het competentiegebied van een lactatiekundige, verloskundige, verpleegkundige of kraamverzorgende.

Voor alle moeders geldt dat ze de meeste kans op een bevredigend borstvoeding resultaat hebben wanneer zij zich houden aan de universele wetmatigheden van de lactatie: moeder en kind blijven vanaf de geboorte zo veel mogelijk zo dicht mogelijk bij elkaar en baby drinkt vaak aan de borst. Als blijkt dat baby onvoldoende binnen krijgt (dat kan al in de eerste 24 uur blijken voor een geoefend oog of voor moeders intuïtie als ze daarnaar durft te luisteren) of onvoldoende de borst stimuleert wordt gewerkt aan optimalisatie van de technieken: zorgen voor een wijde, diepe hap en comfort in de houding van moeder en kind. En vaak voeden en dan nog eens. Werkt dit niet binnen een dag verbetering in de hand (ondertussen is ook de mond van de baby gecontroleerd op variaties die goed drinken kunnen belemmeren) dan is het al tijd om deskundigheid in te huren. Wacht niet met een lactatiekundige in te roepen en in die tijd verkeerde patronen in te slijpen en bijvoeding nodig te maken. Als er echt iets aan de hand is, is het moeilijker op te lossen naarmate er langer mee wordt gewacht.
Eurolac Flits met label borsten

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.