Doel van het onderzoek was te bepalen of huid-op-huidcontact in de eerste uren na de geboorte een veilige interventie is bij het stabiliseren van de glucosespiegels in kinderen met een moeder met dieet-behandelde zwangerschapssuiker. Dat wekte gelijk mijn interesse. Niet dat het me verbaasde, want het is al heel erg lang bekend dat huidcontact tussen moeder en kind in de periode na de geboorte tot allerlei goede uitslagen in de vitale functies leidt. Maar dat zijn meestal onderzoeken bij te vroeg geboren kinderen en de vergelijking is dan tussen Kangaroo Mother Care en couveuse zorg. Deze ging over verder gezonde en tijd geboren zuigelingen.
Dalsgaard BT, Rodrigo-Domingo M, Kronborg H, Haslund H: Breastfeeding and skin-to-skin contact as non-pharmacological prevention of neonatal hypoglycemia in infants born to women with gestational diabetes; a Danish quasi-experimental study. Sex Reprod Healthc. 2019 Mar;19:1-8. doi: 10.1016/j.srhc.2018.10.003. Epub 2018 Nov 8.
En jawel hoor, dit las ik in de samenvatting:
CONCLUSION:
Maintaining skin-to-skin contact for infants of mothers with diet-treated GDM, monitoring blood glucose levels until obtaining two values >2.4 mmol/l and encouraging early frequent breastfeeding is a safe strategy to prevent hypoglycemia.
En laat dit nu eens een van de weinige wetenschappelijke artikelen zijn die voor iedereen in full text beschikbaar is! Dus op naar het hele artikel.
Leuk onderzoek. De controlegroep (de groep waar geen interventie is ofwel waar de standaard zorg wordt gegeven) is niet random uitgezocht (dat wil zeggen dat alles van te voren wordt bedacht en dat deelnemers volstrekt willekeurig worden toegevoegd aan de interventiegroep of de controlegroep), maar bestond uit moeders en kinderen die in de voorgaande jaren binnen de criteria van het onderzoek vielen. Op die manier kun je dus de uitkomsten van de interventie afzetten tegen de uitkomsten van de tot dan toe geboden standaardzorg. Hiermee omzeil je het ethische bezwaar dat je mensen ongeweten een type zorg aanbiedt die mogelijk niet optimaal is om redenen van onderzoek.
Dan een mooie beschrijving van wat de interventie precies ging inhouden: een minimaal aantal uren in de directe post partum periode waarin moeder en kind ononderbroken huidcontact hebben en frequent borstvoeding. Dat gaf mij al een beetje de neiging om mijn wenkbrauwen op te trekken, want wat ging er nu onderzocht worden: het huidcontact of de borstvoeding? De onderzoeksvraag gaat duidelijk in op het huidcontact en nu is de interventie huidcontact én borstvoeding. Benieuwd hoe ze dat gaan aanpakken.
In de beschrijving van het verzamelen van de gegevens bleek dat niet altijd goed was gerapporteerd hoe veel huidcontact er had plaatsgevonden. Er werd wel een duidelijk verschil gevonden in borstvoeding frequentie. De interventiegroepkindjes kregen veel vaker de borst, bijna dubbel zo vaak, en in deze groep waren er minder kinderen die niet in de eerste twee uren al aan de borst dronken. Ook een interessant gegeven is dat in de controlegroep alle kinderen kunstvoeding bijkregen en in de interventiegroep maar 18%.
Mijn conclusie zou zijn geweest dat huid-op-huidcontact naar alle waarschijnlijkheid veilig is maar dat dat in dit onderzoek niet goed gemeten kon worden, maar dat veelvuldig borstvoeding geven tot zeer goede resultaten leidt, waarbij de inzet van kunstvoeding met ruim 80% kan worden gereduceerd. Dit percentage kan naar alle waarschijnlijkheid nog verder omlaag als voor bijvoeding moeders eigen colostrum of donormelk zou worden gebruikt in plaats van kunstvoeding. Het vele huidcontact heeft zeker aan deze uitkomsten bijgedragen, omdat we uit andere studies al weten dat huidcontact en doorgaande moeder-en-kind-nabijheid het geven van borstvoeding bevordert.
Dan nu mijn grootste bezwaar tegen dit onderzoek, of liever gezegd de rapportage erover. In de wetenschap is het een goede gewoonte om uit te gaan van de norm en daar een interventie tegen af te zetten. In dit geval is voor de status quo gekozen als de norm. Praktisch gezien kan dat wel zo zijn, maar biologisch gezien is dat niet zo. De norm voor het zoogdier mens is dat moeder en kind na de geboorte in directe lichamelijke nabijheid blijven. Wij zijn immers dragers. De interventie is onze culturele gewoonte om moeder en kind uit elkaar te halen en de voedingen te timen, met een bepaald aantal uren ertussen. Dit onderzoek laat zien dat die cultureel gebaseerde interventie tot minder goede uitkomsten in de zuigeling leidt. De postnatale transitie van de suikerhuishouding verloopt niet zoals die zou horen te verlopen en het risico van hypoglycemie stijgt (niet alleen bij kinderen van moeders met zwangerschapssuiker, maar bij alle zuigelingen!). Hypoglycemie kan leiden tot andere interventies, zoals bijvoeden met kunstvoeding, die weer hun eigen risico met zich meebrengen. De eerste interventie lokt de volgende uit. En voor veel kinderen is de scheiding van moeder en kind al niet de eerste interventie in het natuurlijke geboorteverloop.