Moeders verzuchten wel eens dat ze zichzelf een fopspeen voelen als hun kind alsmaar de borst wil zonder honger ‘’te kunnen hebben’’. Dat is natuurlijk compleet de omgekeerde wereld: de fopspeen is het substituut, niet de moeder. De fopspeen is het zoethoudertje (vroeger letterlijk, want soms gedoopt in suikerwater of sterke drank) als moeder zelf niet beschikbaar is.
Borstvoeding deskundigen en de WHO raden het gebruik van een fopspeen bij borstgevoedde baby’s af, omdat zij voeden aan de borst vervangen, wat zou kunnen leiden tot minder exclusief en minder lang borstvoeding geven. Deskundigen uit andere disciplines kunnen andere bezwaren hebben tegen fopspeengebruik (bijv vanwege het risico van afwijkende gebitsontwikkeling, ademhaling en spraakontwikkeling). Nog weer andere deskundigen kunnen ervan overtuigd zijn dat een fopspeen een wapen is in de strijd tegen wiegendood (hoewel ook in die functie de fop een substituut is voor het drinken aan de borst). Allerlei onderzoeken worden gedaan om voor eens en altijd duidelijk te maken of al die claims voor of tegen fopspenen en hun invloed op borstvoeding waar of vals zijn. En zoals te verwachten faalt dit jammerlijk, want de onderzoeken pro en contra houden elkaar aardig in evenwicht. Sommige dingen kunnen niet op de manier van de Gouden Wetenschappelijke Waarheid (het gerandomiseerde dubbel-blinde prospectieve onderzoek) worden bewezen noch ontkend. Maar waarom zou je eigenlijk willen bewijzen dat het origineel beter is dan het substituut?
Lindsten, Rune; Larsson, Erik: Pacifier-sucking and Breast-feeding: A comparison between the 1960s and the 1990s. Journal of Dentistry for Children, 2009, 76(3):199-203(5)
O’Connor NR, Tanabe KO, Siadaty MS, Fern R. Hauck FR: Pacifiers and Breastfeeding; A Systematic Review. Arch Pediatr Adolesc Med. 2009;163(4):378-382.
Karabulut E, Yalçin SS, Ozdemir-Geyik P, Karaağaoğlu E.: Effect of pacifier use on exclusive and any breastfeeding: a meta-analysis. Turk J Pediatr. 2009 Jan-Feb;51(1):35-43.
Beschermer
Eerdere stukjes blog, toen ze nog Nieuwsflitsen heetten:
Kunstvoeding kan dodelijk zijn
Met de huidige stand van de technologie is het niet mogelijk een volledig steriel poeder te maken en daarom is volledige zuigelingenvoeding in poedervorm (”kunstvoeding”) vrijwel altijd besmet met enkele gevaarlijke bacteriën zoals E Sakazakii en Salmonella. Deze organismen kunnen in kinderen jonger dan 1 jaar en dan vooral bij kinderen tot 1 maand, te vroeg geboren kinderen en kinderen die een minder goed werkende afweer hebben, ernstige en, bij de meest kwetsbare kinderen, dodelijke infecties veroorzaken. De WHO beveelt daarom aan om voor de meest kwetsbare kinderen alleen gesteriliseerde, vloeibare (kant en klare, ”ready-to-serve”) voeding te gebruiken en voor alle andere kinderen het poeder aan te maken met water van ten minste 70 graden Celsius. (06-08-2010)
Vaders zorgen voor goede borstvoeding
Hoewel borstvoeding geven een aangeboren vermogen is voor vrijwel alle vrouwen, is het een aangeleerde vaardigheid, die voor veel vrouwen veel aandacht en doorzettingsvermogen vergt. Onderzoekers Tohotoa et al, van universiteiten van Perth, Australië, vonden in hun onderzoek dat de partner van de vrouw, in hun onderzoek veelal de vader van het kind, een zeer belangrijke rol speelt in dit leerproces. De ondervraagde ouders benadrukten dat de actieve steun en betrokkenheid van de vaders bij het geboorte proces en de voeding van de baby hoorden tot de belangrijkste factoren voor het welslagen van de borstvoeding. (07-08-2010)
Exclusief borstvoeding geven: voornemen en huidcontact.
In 2 verschillende onderzoeken werd gekeken naar factoren die een rol spelen bij het exclusief borstvoeding geven. In 19 ziekenhuizen in Californië keken Bramson et al naar het effect van huidcontact tussen moeder en kind na de geboorte en zagen dat hoe langer de periode van direct huidcontact duurde, hoe groter de kans was dat het kind bij ontslag enkel borstvoeding kreeg. Bai et al in Indiana keken naar factoren die bepaalden of een kind de aanbevolen eerste 6 maanden uitsluitend borstvoeding kreeg en zij zagen dat vooral het vaste voornemen van de moeder om voor een bepaalde tijd borstvoeding te geven belangrijk was. Zij bevelen dan ook aan om tijdens de zwangerschap vrouwen te betrekken bij campagnes om tot die positieve besluitvorming te komen. (08-08-2010)
Zuigelingenvoeding van grote invloed op een gezond lichaamsgewicht later
In het International Journal of Obesity verschenen de afgelopen maanden 2 artikelen over de relatie tussen de voeding van baby’s en latere risico’s op overgewicht. Anzman et al vonden dat interventies om overgewicht bij schoolkinderen en pubers te voorkomen meestal te laat komen en beter al in de zwangerschap en babytijd kunnen worden uitgevoerd. Dan hebben de ouders nog veel meer controle over wat kinderen eten en heeft het eetgedrag ook de meeste invloed. Seach et al vonden dan ook dat een te vroege introductie van vast voedsel leidde tot een duidelijke toename van het voorkomen van overgewicht bij kinderen van 10 jaar. Overigens was ook het hebben van rokende ouders rond de tijd van de geboorte hierin een factor. (09-08-2010)
Ik heb het altijd een opmerkelijke onderzoeksuitslag gevonden, dat vooral de determinatie van de moeder, haar vaste voornemen om borstvoeding te geven, samen met voldoende tijd in huid-op-huidcontact met haar kind, de belangrijkste bepalende factoren zijn voor duur en exclusiviteit van borstvoeding. Vervolgens komt de rol van de vader als beschermer van vrouw en nageslacht. De klassieke vaderrol is niet meer om de wilde dieren te lijf te gaan, zelfs niet om te zorgen voor brood op de plank (of een zelf geschoten wild zwijn), maar de steun voor zijn vrouw en de voeding van zijn pasgeboren kind. (Ik vermoed dat dat hetzelfde geldt wanneer moeders partner een vrouw is, maar dat werd niet onderzocht.) Die voeding van het kind is nu op dit moment natuurlijk van groot belang om te beginnen met groeien en ontwikkelen, maar ook de lange termijn heeft de soort voeding van de zuigeling grote invloed op zijn gezondheid. Behalve zoals in dit onderzoek op zijn latere lichaamsgewicht (en daar spelen uiteraard ook massa’s andere factoren mee!), ook het al dan niet ontwikkelen van erfelijke aandoeningen en hun ernst, en verschillende vormen van kanker.
De keuze van zuigelingenvoeding heeft ook direct effect op de risico’s die een kwetsbaar kind loopt. Borstvoeding is verreweg de keuze met de laagste risico’s. Moedermelk is niet steriel, gelukkig niet, want dan zouden er ook geen levende ziektekiem bestrijdende cellen in kunnen zitten. Kunstvoeding in poedervorm is ook niet steriel , maar daarin vind je eigenlijk alleen bacteriën van de gemene soort en een verwaarloosbare hoeveelheid beschermende stoffen. Nooit de stoffen die specifiek tegen de aanwezige bacteriën werken, zoals in moedermelk wel het geval is. Soms worden kinderen letterlijk ziek van kunstvoeding, soms ernstig ziek en heel soms gaan ze er dood aan. Eigenlijk net als bij bijvoorbeeld kinderziekten. Voor het voorkomen van overlijden door de complicaties van kinderziektes, zoals nu heel actueel met de mazelen, trekt de overheid een hele batterij aan campagnes open, inclusief het geld dat daarvoor nodig is. Tot voordeel vooral van de makers en verkopers van de vaccins. Voor het voorkomen van doden door de gevolgen van besmette kunstvoeding wordt nog niet eens het advies van aanmaken met water van >70°C overgenomen. Wie zou van die houding van de overheid eigenlijk beter worden? Het aantal overlijdensgevallen als gevolg van complicaties van kinderziektes en die van de gevolgen van besmette zuigelingenvoeding liggen in dezelfde orde van grootte.
Daarnaast bevat poedervormige melk een zekere hoeveelheid ‘’vreemde deeltjes’’, wat kan betekenen alles wat mens of schepping heeft gemaakt, zoals daar zijn stukjes plastic of glas of metaal (over de grotere stukken hoef je je niet zo heel veel zorgen te maken, die passen niet door het gat van de speen, wees maar liever bezorgd voor de niet met het oog te onderscheiden microdeeltjes!) of stukjes van allerlei vieze beestjes waaronder torren, larven en andere insectachtigen, inclusief hun uitwerpselen. Eet smakelijk. O, ik vergat er nog bij te vermelden dat er een wettelijk vastgestelde toelaatbare grens is voor het aantal vreemde delen van al dan niet organische aard. Soms komt de hoeveelheid daarboven uit. Maar in principe vindt de wetgever het volkomen oké dat er allerlei viezigheid in zuigelingenvoeding zit.
Literatuur
- World Health Organization. Safe Preparation, Storage and Handling of Powdered Infant Formula: Guidelines. ISBN 978 92 4 159541 4. Geneva: Author, 2007. Accessed November 22, 2009. Available at: http://www.who.int/foodsafety/publications/micro/pif_guidelines.pdf. Te koop in NL vertaling als PDF
- World Health Organization. Enterobacter Sakazakii and Other Microorganisms in Powdered Infant Formula. Microbiological Risk Assessment Series, No. 6 ISBN: 92 4 156262 5 (WHO). Geneva: Author, 2007. Accessed November 22, 2009. Available at: http://www.who.int/foodsafety/publications/micro/mra6/en/.
- Tohotoa J, Maycock B, Hauck YL, Howat P, Burns, Binns CW: Dads make a difference: an exploratory study of paternal support for breastfeeding in Perth, Western Australia. International Breastfeeding Journal 2009, 4:15
- Bramson, L, Lee JW, Moore E, Montgomery S, Neish C, Bahjri K, Lopez MelcherC: Effect of Early Skin-to-Skin Mother—Infant Contact During the First 3 Hours Following Birth on Exclusive Breastfeeding During the Maternity Hospital Stay. J Hum Lact May 2010 vol. 26 no. 2 130-137
- Bai Y, Middlestadt SE, Peng C-Y J, Fly AD: Predictors of Continuation of Exclusive Breastfeeding for the First Six Months of Life.J Hum Lact. 26(1):26-34
- Seach KA, Dharmage SC, Lowe AJ, Dixon JB: Delayed introduction of solid feeding reduces child overweight and obesity at 10 years. International Journal of Obesity , (25 May 2010)
- Anzman SL, Rollins BY, Birch LL: Parental influence on children’s early eating environments and obesity risk: implications for prevention. International Journal of Obesity 34, 1116-1124 (July 2010)
Voor de lieve vrede
Fopspeen. Een veelzeggend woord. In het Engels heet een dummy, een naam die ook wordt gegeven aan mens-substituten in gevaarlijke experimenten. In het USA Engels heet het een pacifier, letterlijk een vredesbrenger. Fopspeen is een speen ofwel tepel die fopt, voor de gek houdt, een leugentje vertelt. Elke keer dat een ouder een kind een fopspeen in de mond geeft wordt er tegen het kind gelogen. Dit voorliegen van kinderen is zo algemeen en zo algemeen geaccepteerd dat het niet meer als zodanig wordt gezien en dat het zelfs als iets normaals wordt gezien. Moeders die geen fopspeen geven, maar hun kind troosten aan de borst, wordt voorgehouden dat zij zichzelf laten gebruiken als een fopspeen. Hoe verdraaid is dat? Vanaf het moment dat de WHO voorstelde om voor het voeden en verzorgen van kinderen hun biologische norm te volgen, ontstond een onafgebroken stroom van protest. Kinderen zouden niet zonder flessen- en vooral fopspenen kunnen. In feite denken ouders dat zijzelf niet zonder kunnen.
Het is al eerder gezegd: moeder of vader worden is het probleem niet; moeder of vader zijn is een heel ander verhaal. Moeder of vader zijn is niet een extra ding in je huis en een extra item in je agenda. Het gaat over jezelf, letterlijk met lichaam en ziel, onvoorwaardelijk beschikbaar stellen voor een ander mens. Veel ouders hebben daarvoor een ontsnappingsroute nodig, Of denken dat nodig te hebben. Een fopspeen is zo’n ontsnappingsroute. Het houdt de baby bezig terwijl je als ouder even niet jezelf hoeft te geven. Dat is het enige doel van een fopspeen, ook al worden er onderzoeken gedaan die lijken aan te tonen dat fopspenen ook voor het kind nuttig kunnen zijn en zelfs levens redden. Moon et al onderzochten twee groepen van elk 260 kinderen (SIDS slachtoffers en gezonde kinderen) en daaruit bleek dat kinderen met een fopspeen significant minder risico van overlijden door SIDS hadden dan kinderen zonder fopspeen direct voor het inslapen. Daar lijkt geen speld tussen te krijgen, ware het niet dat in deze studie de ene onnatuurlijke situatie met de andere vergeleken werd. De biologische norm voor een mensenkind is namelijk om nooit alleen te slapen en ook in de nacht frequente kleine borstvoedingen te nemen. Als je dus wilt gaan onderzoeken of een fopspeen een meerwaarde heeft, moet je dus uitgaan van de nulwaarde (de biologische norm = kind dicht bij moeder en frequent aan de borst) en daar de interventie tegen afzetten. Want als we uitgaan van het gegeven dat een fopspeen een substituut is voor die norm, dan gaat het dus niet om het ding, maar om de actie: het zuigen.
Wat dit soort onderzoeken aantoont is dat wanneer je afwijkt van de norm, door bijvoorbeeld verwijdering tussen moeder en kind aan te moedigen, er maatregelen zijn die dit gedrag veiliger, of minder onveilig!, kunnen maken. Een meta-analyse door Hauck c.s. (met gegevens uit 18 goede onderzoeken) toonde onomstotelijk aan dat borstvoeding geven, en met name exclusief borstvoeding geven, een zeer significante beveiliging tegen SIDS is. Alle interventies die borstvoeding geven tegenwerken of verminderen of minder exclusief maken werken dus negatief in op deze bescherming. Een kind met een fopspeen is niet aan de borst. Een meta-analyse (nou, ja, meta, uiteindelijk ging het om twee onderzoeken bij elkaar opgeteld!) door Jaafar et al leek aan te tonen dat fopspeengebruik de duur en exclusiviteit van borstvoeding niet in gevaar brengt. Gebreken in deze studie zijn dat er maar werd gekeken naar borstvoeding tot vier maanden en dat het ging om op tijd geboren, gezonde baby’s met moeders die zeer gemotiveerd waren om borstvoeding te geven. Het bewijs was niet heel erg sterk en men keek alleen naar eindresultaten en niet naar een eventuele toename van problemen waar doorheen gewerkt moest worden. Problemen die in de studie situatie wellicht beter werden begeleid dan bij moeders en baby’s ‘’in ’t wild’’.
Fopspeengebruik wordt door de WHO en andere deskundigen om meerdere redenen afgeraden dan alleen vermindering van borstvoeding, slechte hygiene en wiegendood, maar ik vermoed dat deskundigen die aanbevelingen doen die het gebruik van een fopspeen iets positiefs geven dat vooral doen om de lieve vrede te bewaren en niet tegen cultureel geaccepteerde gebruiken in te gaan.
Moon R, Tanabe K, Yang D, Young H, Hauck F: Pacifier Use and Sids: Evidence for a Consistently Reduced Risk. Maternal and Child Health Journal, 2012, 16(3):609-614. Doi: 10.1007/s10995-011-0793-x