Ik ga niet over het drama van de vliegtuigramp schrijven. Niet omdat ik het niet erg vind, verre van dat, maar omdat ik dat liever aan de experts overlaat: politicologen, psychologen, rouwverwerkers. Mensen die daar verstand van hebben.
Dit blog verscheen eerder na een grote vliegtuigramp, ik weet niet meer precies welke.
Mijn taak is het om te schrijven over wat moeders en baby’s nodig hebben of kunnen hebben. In bijna elk van mijn vijf kraambedden gebeurde er op nationaal of wereldniveau wel iets vreselijks, maar ik herinner me daar vrij weinig van. Als verse moeder, overstromend met hormonen wilde ik alleen maar dat kleine, volledig van mij afhankelijke mensje beschermen tegen elk mogelijk kwaad. Die lui op dat televisiescherm gingen hun gang maar, zolang ze maar niet in de buurt van mijn kind kwamen. Leeuwin in bed met baby.
Moeders met baby’s hebben zelf al voldoende drama, die hebben die van andere mensen niet nodig. Vandaag zal ik een paar van die mogelijke ‘alledaagse drama’s’ onder de loep nemen. Laat ik beginnen met pijn. Als ik foto’s van mezelf als jonge moeder zie, verbaas ik me er nog altijd over dat ik niet meer pijn heb gehad bij het voeden. Ik heb nauwelijks foto’s met een volgens de regelen der kunst aangelegde baby. Altijd, zoals hier met mijn eerste kind, met de ingedrukte borst. Ik was het lopende voorbeeld van de wijsheid van de regel: ‘If it ain’t broken, don’t fix it’. Hoe slecht de techniek er ook uitziet, als er geen probleem is (pijn, slecht groeien, onrust, …) hoef je niets te veranderen. Maar als ik het zie bij een moeder, zal ik ook als zij nu geen problemen heeft, wel benoemen dat een dergelijke techniek vaker tot problemen leidt dan sommige andere technieken. Op die manier kan zij, als er zich toch een probleem voordoet, overstappen op een andere techniek. In de categorie Pijn kun je lezen wat ik eerder schreef over pijn bij borstvoeding.
Ook met mijn tweede kind had ik geen pijn, ondanks de ook hier weer stevig ingedrukte borst. Hij was een scharminkelig jochie, vonden kraambezoekers en de kraamverzorgende (ik vond hem uiteraard het prachtigste kind ter wereld, en inmiddels ruim dertig jaar later is hij met zijn brede schouders en een lengte van bijna twee meter alles behalve scharminkelig: ik had gewoon gelijk als moeder). Kraamverzorgende wist me ervan te overtuigen dat hij glucosewater nodig had (dat deden ze toen nog, nu moet het gelijk kunstvoeding zijn), want hij had snel veel calorieën nodig en die kon ik ”uiteraard” nog niet leveren. Enfin, laat ik het zo stellen: zoonlief laat zich nog steeds niet vertellen wat hij moet doen en dat deed hij toen ook niet. Hij spuugde het suikerwater dat de kraamverzorgende hem voerde met kracht terug in haar gezicht. Einde oefening. Het gewicht en het veronderstelde onvermogen van moeders om hun pasgeboren kind van voldoende voedsel te voorzien zorgt nog steeds voor drama’s. De drang die zorgverleners ervaren en uitoefenen om pasgeborenen bij te voeren is gebaseerd op onvoldoende kennis van de fysiologie van het kind en zijn metabolisme in de eerste uren en dagen en een gebrek aan inzicht in de werking van borstvoeding.
De laatste foto is niet erg flatteus, maar toont mij in het kraambed met kind nummer vier. Een eerste kind kun je al je onverdeelde aandacht geven. Je eerste kind is ook je proeflapje, je weet nog niets uit ervaring en alles is voor het eerst. Dat kan voor veel onzekerheid en paniek zorgen. Zorgen voor een goed support systeem kan daarbij goed helpen. Een goed supportsysteem is dat van de vrijwillige borstvoedingorganisatie. Ga er al naar toe als je nog zwanger bent, leer anderen in jouw situatie kennen, praat met andere (aanstaande) moeders en kijk de kunst af. Zorg dat je je op je gemak voelt bij de leidster of contactpersoon, want je zult haar waarschijnlijk wel een keer of wat willen bellen met je vragen en zorgen.
Wanneer je meer kinderen krijgt is die eerste angst en onzekerheid er wel af. Je bent voorbereid op wat er komen gaat, hoewel je ook bij een vierde kind nog wel eens voor verrassingen kunt komen te staan. Waar veel moeders de meeste moeite mee hebben is het verdelen van de aandacht. Je wilt dat nieuwe kleine prutsje alle aandacht geven en net zo acuut op haar signalen reageren sla je bij de eerdere kinderen deed. Maar je wilt die oudere kinderen niet plotseling naar de achtergrond schuiven en hen altijd laten wachten op het vervullen van hun behoeften. Mij heeft in die tijd de draagdoek gered en het samen slapen in een familiebed. (En nee, ik zeg het maar voor je het vraagt: dat tast je seksleven niet aan. Waar denk je dat de volgende kinderen vandaan komen als je vanaf kind twee een familiebed hebt?).