Geplaatst op Geef een reactie

Beeldende beeldvorming

De een doet aan beeldvorming, de ander neemt beelden waar. Mensen hebben bij diverse zaken een beeld, een voorstelling van hoe dat iets is, of hoort te zijn. Zo is er het beeld dat een diploma iets is dat beroepsbekwaamheid bepaalt. Een gediplomeerd beroepsbeoefenaar wordt geacht op zijn of haar vakgebied van alle markten thuis te zijn, alwetend en alles-kunnend in zijn of haar vakgebied. Dat is een utopisch beeld, om heel eerlijk te zijn.

Titelfoto: Sandra Bullock als Gracie Hart en Regina King als Sam Fuller, politievrouwen die zich met matig succes proberen aan te passen aan het beeld van een Las Vegas revue ster in Miss Congeniality 2: Armed and Fabulous

We weten ook allemaal dat we pas goed leren autorijden wanneer we het autorijdersdiploma eenmaal op zak hebben. Een diploma betekent dat je braaf je lessen geleerd hebt. Of het toont aan dat je toevallig erg goed bent in een bepaalde manier van examen afleggen. Sommige mensen met een diploma zijn erg goed in het vak waarvoor ze het diploma haalden, sommigen zijn er niet goed in, ook al konden ze alle gevraagde feiten reproduceren. Het grootste probleem met diploma’s en braaf lerende kandidaten is, dat het erop lijkt dat een diploma vooral aangeeft dat het oorspronkelijke, zelfstandige en logische denkvermogen met succes de kop is ingedrukt.

Maar dat is een akelig beeld.

Het beeld is dus dat een diploma (of bul of getuigschrift of certificaat) aantoont dat iemand een bekwaam beroepsbeoefenaar is. Ik stel dat sommige mensen ondanks een diploma een goed beroepsbeoefenaar zijn. Dat zijn vaak mensen die niet met vliegende vaandels, maar eerder met de hakken over de sloot zijn geslaagd. De mensen die de vervelende kritische vragen stelden tijdens de opleiding en zich niet strikt aan de opdrachten hielden. Die bij de multiple choice vragen nooit dat ene precies goede antwoord zien staan of vinden dat ze te weinig informatie hebben om een enigszins juist antwoord te geven. De mensen die altijd met een ‘’ja, maar als’’ een nieuwe discussie begonnen die de soepele loop van de cursus omver gooide.

U krijgt het beeld.

Ik zal u eens iets verklappen: ik ben die vervelende student die de les in de war schopt. De leerling die bij HAVO2 biologie de klas werd uitgestuurd vanwege de -serieus bedoelde, maar als pesten opgevatte- vraag: ‘’Meneer, wat is de hik eigenlijk precies?” tijdens de goed voorbereide les over de ademhaling. Ik was die examenkandidaat die bij het mondeling psychologie van de kleuterleidstersopleiding glashard tegen de examinator zei: “U gelooft toch niet dat ik rijtjes uit mijn hoofd heb zitten leren!” in antwoord op de vraag naar een opsomming van vier belangrijke psychologische begrippen, en vervolgde met een ‘’maar het gaat over dit en over dat en dat verhoudt zich zus en zo tot dat en dat.’’ Ik slaagde, dat wel, want ik ‘’gaf blijk van goed inzicht in en begrip van de materie’’, maar dat werd niet geheel van harte toegegeven.

Ik verwacht een dergelijk beeld van mijn studenten.

Auteur als lesgever voor liefst eigenwijze studenten

Van student-lactatiekundigen verwacht ik eigenzinnigheid, zelfstandig denkvermogen en een kritische houding ten aanzien van de algemeen geldende beelden van medisch en verpleegkundige beroepsuitoefenaren, inclusief henzelf en ondergetekende.  Niet zozeer het beeld van die mensen, maar het beeld dat veel van die mensen hebben over hun beroep en de uitoefening daarvan. Want, hoewel het begrip Evidence Based als een beest rondwaart binnen deze takken van sport, excuseer, deze disciplines -ik werd even afgeleid door berichtgeving over een zekere heer Armstrong, wielrenner-, zijn veel van de dagelijks gebruikte routines, beleidsstukken en protocollen op van alles gebaseerd, behalve wetenschappelijk bewijs. Vervolgens wijzen werkers in deze sector nieuwe routines, beleidsstukken of protocollen af wanneer ze niet op stapels zeer recent wetenschappelijk bewijs zijn gebaseerd.

Er heerst een sterk beeld dat logisch nadenken en beredeneren vanuit basale theoretische kennis onmogelijk legitiem kan zijn.

Als voorbeeld de couveuse. Wist u, lieve lezer, dat er nooit ook maar enig schrapje onderzoek is gepleegd naar het nut, de noodzaak en de veiligheid van de couveuse is gepleegd? Niets, noppes, nada. (Het waren van oorsprong een soort broedkasten die werden gebruikt om te vroeg geboren kinderen te kijk te zetten, net als andere freaks zoals inboorlingen en wilde beesten op reizende tentoonstellingen.) Toch wordt de couveuse alom gezien als de hoogste vorm van wetenschappelijke zorg voor zieke, te vroeg geboren of te kleine zuigelingen. Het beeld dat zorgverleners hebben van de couveuse is welhaast gelijk aan dat van een altaar voor religieuze mensen.

 

Nu is er een andere manier van zorg voor deze uiterst kwetsbare zuigelingen, waar wel onderzoek naar is gedaan en waarvan voor de betreffende zuigelingen de uitkomsten over het algemeen veel gunstiger zijn dan die van in de couveuse verzorgde kinderen. Het heet Kangoeroemoederzorg, wordt in een aantal zeer vooraanstaande universiteitsziekenhuizen al toegepast, met succes, maar wordt in de overgrote meerderheid van de ziekenhuizen gezien als een risicovolle, experimentele interventie op de bestaande ononderzochte vorm van zorg, die maar mondjesmaat kan worden toegepast.

Ik krijg de schokkend tegengestelde beelden van de kinderen in beide zorgvormen maar niet uit mijn hoofd.

Ik weet het. Het beeld dat velen van mij hebben is dat van een rebel, een anarchist, een tegenspreker, een opstoker. En weet u, ik vind dat eigenlijk wel oké. Het betekent dat ik zaag aan de poten van ”veilig doen wat iedereen zegt” regeltjes.

Dat ik aan wil zetten tot zelfstandig nadenken, logisch nadenken, tot verlaten van dogma’s en regeltjes-om-de-regeltjes. Dat ik, o-lieve-help-hoe-durft-ze, aanzet tot het zoeken van de waarheid achter de wetenschap, misschien wel tot het zoeken van de waarheid tegenover de wetenschap.

Ik vind dat eigenlijk wel een aardig beeld.

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.