Geplaatst op Geef een reactie

Capaciteit en volume

capaciteit

Capaciteit en volume: Als er wordt gesproken over het aantal en volume van voedingen aan de borst, en ook van het aantal keren kolven en de hoeveelheid per kolfsessie, wordt er vaak gesproken over de opslagcapaciteit van de borst.

Titelfoto: Het meten van het volume in dit slootje nabij de Oude Aa wordt bemoeilijkt door de begroeiing in en om het water

Als er wordt gesproken over het aantal en volume van voedingen aan de borst, en ook van het aantal keren kolven en de hoeveelheid per kolfsessie, wordt er vaak gesproken over de opslagcapaciteit van de borst. Ik heb me daar ook zelf wel schuldig aan gemaakt, bijvoorbeeld hier. Toen kwam er in een groep voor professionals ineens een vraag om een andere term, want het gaat niet werkelijk om het opslaan van melk tussen voedingen door. We weten immers dat de productie weliswaar op een laag pitje doorgaat na een voeding of kolfsessie, maar dat de belangrijkste melkaanmaak volgt op het drinken van het kind, c.q. het afkolven van melk. Het is het (beginnen met) het leegmaken van de borst dat de productie op gang brengt. De hoeveelheid die er tijdens een sessie door baby of kolf wordt uitgehaald is dus (meestal of vaak) niet de hoeveelheid die was opgeslagen, maar de hoeveelheid die in reactie op dat leegmaken wordt geproduceerd.

Een borst is geen kan met maataanduiding die je tot een bepaald niveau vult en er dan op een moment dat het je uitkomt weer een bepaalde hoeveelheid uitschenkt. Aan de andere kant is de mate van gevuldheid van een borst ook niet een vaste hoeveelheid, zelfs niet bij een borst die aan de buitenkant even groot is als een andere borst. Je zou het kunnen vergelijken met kannen die weliswaar even groot zijn, maar waarbij in de (niet doorzichtige) verschillende kannen verschillende hoeveelheden knikkers zijn gedaan, zonder dat je dat aan de buitenkant kunt zien. Borsten zien er namelijk aan de binnenkant niet allemaal hetzelfde uit. Ze bevatten allemaal dezelfde basiscomponenten, maar de verhouding tussen die onderdelen is niet altijd gelijk. In de ene borst zitten meer knikkers (vetweefsel, bindweefsel, vocht, …) dan in de andere. De ene borst heeft dus ook wel echt meer opslagcapaciteit dan de andere, maar de vraag is of dat van belang is voor de hoeveelheid melk die per etmaal kan worden gemaakt.

Er is ook nog de andere kant van de vergelijking, namelijk de verwerkingscapaciteit van de babymaag. Een maag heeft volume en inhoud. Omdat het een spier is kan het totale volume (de hoeveelheid plaats die de maag inneemt in de buikholte) groter worden, flink groter zelfs. Hoe groter de maag wordt, hoe groter de inhoud wordt. Hoe groter de inhoud hoe meer melk erin kan. De maagcapaciteit van een baby kan behoorlijk groot zijn of worden. Maar daar steekt wel een addertje onder het gras. Twee zelfs, een korte en een lange termijn adder.  De lange termijn adder is dat, door de maag van een baby stelselmatig telkens opnieuw tot zijn maximale inhoud op te rekken, de elasticiteit vermindert, net als een elastiek dat voortdurend maximaal wordt uitgerekt of een ballon die keer op keer maximaal gevuld wordt. De maag keert dan niet meer terug naar zijn normale rust-formaat, maar raakt wat uitgelubberd. Het kind went daarmee aan een gewoonte van heel grote maaltijden en dat is een risicofactor voor het ontstaan van overgewicht, diabetes en ermee samenhangende ziekten en aandoeningen. De korte termijn adder is ook niet mis. Het uitrekken van de maag zorgt ervoor dat de wand dun wordt en dat het voedsel in de maag niet veel speelruimte meer heeft. Dit vermindert het vermogen van de maag om zijn werk te doen, namelijk het kneden van het voedsel, het mengen met verteringssappen en het voortstuwen naar de uitgang aan de kant van de darm. De uitgerekte maagwandspieren kunnen om die grote hoeveelheid vulling heen niet meer eenvoudig samentrekken en loslaten (”kneden”) en het wordt een pijnlijk proces, dat je vast wel herkent van de laatste keer dat je je te zeer te goed deed aan een volumineus diner. De gevolgen voor de baby: ”krampjes”, ”reflux”, slechte opname van voedingsstoffen.

Terug naar de terminologie. Acute productie capaciteit zou een betere term voor de borsten kunnen zijn. Dit zou dan betekenen ”de hoeveelheid melk die een bepaalde vrouw per sessie kan produceren”. En het moet altijd worden gelinkt aan de acute verwerkingscapaciteit van de babymaag. Dat betekent dan weer ”de hoeveelheid melk die een bepaalde baby comfortabel en effectief in een enkele sessie kan verwerken”. De wet van vraag en aanbod is de perfecte match tussen die twee capaciteiten. Een lezer antwoordde dat zij vooral de ‘aanbod en vraag’ analogie waardeerde (wat wij vraag en aanbod noemen, heet in de USA ‘supply and demand’). In feite moet het wel degelijk vraag en aanbod zijn. ‘Aanbod en vraag’ past perfect in het in de USA gebruikelijk kapitalistisch-economische denkmodel: je maakt een aanbod en creëert daarvoor een vraag. De melkproductie is een vraaggestuurd model en het zou wel eens zo kunnen zijn dat het uitgaan van het kapitalistisch-economische denkmodel bij borstvoeding een belangrijke factor is voor allerlei productie problemen (zowel ++ als – -!) bij Westerse vrouwen. Te weinig melk kunnen maken is een zeldzaam fenomeen. Verkeerde technieken en denkmodellen gebruiken die leiden tot te weinig melkproductie zijn helaas een verre van zeldzaam fenomeen. De baby dichtbij houden en vertrouwen op zijn vaardigheden, om te weten wanneer en hoeveel eten hij nodig heeft, geeft de meeste kansen op een bevredigend resultaat, ongeacht de productiecapaciteit of de opslagcapaciteit van de borsten.

Over de vraag of de baby genoeg te eten krijgt

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.